ECLI:NL:CRVB:2017:542
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- A. Stehouwer
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet langer geldige verblijfstitel van EU-onderdaan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, een Bulgaarse EU-onderdaan, had bijstand ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) samen met zijn echtgenote. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had echter hun rechtmatig verblijf beëindigd omdat zij een beroep op publieke middelen hadden gedaan. Dit leidde tot de intrekking van hun bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
De Raad heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de appellant geen duurzaam verblijfsrecht had op basis van het Unierecht. De appellant voerde aan dat hij recht had op bijstand omdat hij duurzaam verblijfsrecht had, maar de Raad oordeelde dat hij dit betoog had moeten indienen tegen het besluit van de staatssecretaris. De Raad bevestigde dat het college van burgemeester en wethouders zich mocht baseren op het besluit van de staatssecretaris en dat er geen rechtmatig verblijf was gedurende de relevante periode.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de staatssecretaris en de bijstandverlenende organen in het beoordelen van het rechtmatig verblijf van EU-burgers in Nederland. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard.