ECLI:NL:RBDHA:2025:11315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
24/7345
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandeling stellen aanvraag omgevingsvergunning voor dakterras en zonnepanelen

In deze zaak heeft eiser een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het vergroten van een dakterras en het plaatsen van een balustrade met zonnepanelen. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat de aangeleverde gegevens onvoldoende waren voor een inhoudelijke beoordeling. Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of eiser nog procesbelang heeft. De rechtbank concludeert dat eiser geen reëel en actueel belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, omdat hij inmiddels een nieuwe aanvraag heeft ingediend die door het college in behandeling is genomen. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank legt uit dat procesbelang vereist is voor een inhoudelijke beoordeling en dat dit belang ontbreekt wanneer er geen actuele belangen meer zijn. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, en is openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/7345

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

(gemachtigde: mr. T.J. van der Geer).

Samenvatting

1. Het college heeft de aanvraag van eiser buiten behandeling gesteld. Eiser is het hiermee niet eens en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de beroepsgronden, moet zij ambtshalve beoordelen of eiser nog procesbelang heeft. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat procesbelang ontbreekt, omdat eiser geen reëel en actueel belang meer heeft bij een eventueel gelijk in de beroepsprocedure. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is en daarom niet inhoudelijk wordt beoordeeld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het vergroten van een dakterras en het plaatsen van een balustrade met zonnepanelen. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 2 juli 2024 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 19 augustus 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij het buiten behandeling stellen van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door [naam] , en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit

3. Eiser woont aan de [adres] in [woonplaats] . Op 23 februari 2024 heeft hij een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vergroten van het dakterras van de woning en het plaatsen van een balustrade met zonnepanelen (de eerste aanvraag).
3.1.
Op 30 april 2024 heeft het college eiser in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen, omdat de door eiser aangeleverde gegevens nog niet voldoende waren om de aanvraag inhoudelijk te kunnen beoordelen. Eiser heeft een termijn tot en met uiterlijk
28 mei 2024 gekregen om de aanvraag aan te vullen.
3.2.
Op 6 mei 2024 heeft eiser de aanvraag aangevuld met nadere stukken. Het college heeft op 13 en 14 mei 2024 laten weten dat de gegevens nog steeds onvoldoende zijn om de aanvraag in behandeling te nemen.
3.3.
Het college heeft eiser op diens verzoek vervolgens nog een termijn van 5 weken gegeven voor het aanvullen van de aanvraag.
3.4.
Op 27 juni 2024 heeft eiser nogmaals aanvullende stukken ingediend. Omdat eiser volgens het college hiermee nog niet alle gevraagde stukken had ingediend, heeft het college de aanvraag op 2 juli 2024 op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld.
3.5.
Eiser heeft op 16 oktober 2024 nogmaals een aanvraag ingediend voor het plaatsen van een balustrade met zonnepanelen (de tweede aanvraag). Op zitting is aan de orde gekomen dat deze nieuwe aanvraag op 7 april 2025 door het college in behandeling is genomen.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang (meer) heeft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of eiser procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Procesbelang is het belang dat eiser heeft bij de uitkomst van de procedure. Het gaat daarbij niet om de vraag of eiser gelijk heeft, maar om de vraag of eiser een reëel en actueel belang heeft bij een eventueel gelijk in de beroepsprocedure. De vraag of er een procesbelang is, wordt daarom beantwoord naar de stand van zaken op het moment van het beoordelen van het beroep. [1] Het doel dat eiser voor ogen staat, moet met het rechtsmiddel kunnen worden bereikt en feitelijk van betekenis zijn.
5.1.
Als de rechtbank zou oordelen dat dit beroep gegrond is, dan zou dat tot gevolg hebben dat het college de eerste aanvraag alsnog in behandeling moet nemen. Op zitting is echter aan de orde gekomen dat eiser inmiddels een nieuwe aanvraag met hetzelfde doel heeft ingediend en dat het college deze tweede aanvraag op 7 april 2025 in behandeling heeft genomen. Eiser heeft daarom met de huidige procedure geen reëel en actueel belang (meer) bij een eventueel gelijk.
5.2.
Voor zover eiser aanvoert dat het college hem tijdens de aanvraagprocedure niet voldoende heeft geïnformeerd en dat het bestreden besluit daarmee gebrekkig is gemotiveerd, overweegt de rechtbank het volgende. Tijdens de aanvraagprocedure heeft er tussen eiser en het college zowel telefonisch als schriftelijk contact plaatsgevonden. Hoewel het college op zitting heeft onderkend dat dit schriftelijke contact beknopt is geweest, verandert dit het oordeel van de rechtbank niet dat een actueel en reëel belang is komen te vervallen. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt namelijk dat de bestuursrechter niet geroepen is uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële kwestie daarvan. [2]
5.3.
Procesbelang kan bestaan voor zover eiser stelt dat hij schade heeft geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is dan wel vereist dat eiser tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat de gestelde schade daadwerkelijk als gevolg van deze bestuurlijke besluitvorming is geleden. [3]
5.3.1.
De door eiser voor de aanvraag van 23 februari 2024 betaalde leges levert geen schade in vorenbedoelde zin op, omdat eiser ook leges verschuldigd zou zijn geweest als zijn aanvraag wel in behandeling zou zijn genomen. Dat eiser extra kosten heeft gemaakt omdat hij een nieuwe aanvraag heeft ingediend, levert in deze procedure ook geen procesbelang op. Eiser heeft er zelf voor gekozen om een nieuwe aanvraag in te dienen en was hiertoe niet verplicht, zodat dit geen schade is die het gevolg is van de bestuurlijke besluitvorming.
5.3.2.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden die het gevolg is van de bestuurlijke besluitvorming en dat ook daarom van procesbelang geen sprake is.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.A. van der Meijs, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:455.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2650.
3.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4617.