ECLI:NL:RBDHA:2025:11334

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
NL25.8554
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Sri Lankaanse eiser met Tamil-nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 26 juni 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Sri Lankaanse eiser behandeld. De eiser, die behoort tot de Tamil-bevolkingsgroep, heeft een herhaalde aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van zijn asielaanvraag in stand blijft. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser beoordeeld, waarbij hij aanvoert dat hij gevaar loopt bij terugkeer naar Sri Lanka vanwege zijn politieke overtuiging en activiteiten ter ondersteuning van de Tamil Eelam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de asielmotieven van de eiser geloofwaardig achtte, maar niet voldoende zwaarwegend om te concluderen dat er een reëel risico op vervolging bestaat. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder zijn deelname aan demonstraties en zijn politieke activiteiten, gewogen tegen de informatie over de situatie in Sri Lanka. De rechtbank concludeert dat de minister de juiste toets heeft uitgevoerd en dat de persoonlijke situatie van de eiser niet voldoende is om aan te nemen dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen strijd is met het gelijkheidsbeginsel, aangezien de minister per geval de individuele omstandigheden beoordeelt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de persoonlijke situatie van de eiser in het licht van de relevante wet- en regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8554

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
Onder 2 staat het procesverloop in dit geding. Onder 3 tot en met 5 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De omvang van het geschil staat onder 6, het toetskader onder 7 en de beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 8. Tot slot onder 11, staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Bij besluit van 20 februari 2025 heeft de minister een herhaalde aanvraag van eiser om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Bij dit besluit is een inreisverbod opgelegd voor de duur van 2 jaar.
2.1.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het besluit om zijn aanvraag af te wijzen in stand blijft. Dit betekent dat ook het terugkeerbesluit in stand blijft. Hieronder wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Het asielrelaas
Eerste asielaanvraag
4. Eiser heeft de Sri Lankaanse nationaliteit. Hij behoort tot de bevolkingsgroep Tamil en is afkomstig uit [plaats 1], een dorp in de buurt van [plaats 2]. Eiser heeft op 28 maart 2019 een eerste asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 10 september 2020 afgewezen als kennelijk ongegrond. Dat besluit staat met de uitspraak van 3 december 2020 in rechte vast. [2]
Huidige asielaanvraag
4.1.
Eiser heeft op 11 januari 2022 een opvolgende aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hij vraagt asiel aan vanwege zijn politieke overtuiging. Eiser strijd voor een eigen staat voor de Tamils, de Tamil Eelam. Eiser woont in Nederland demonstraties bij, informeert kinderen over de Tamil Eelam en spreekt hierover met vrienden. Ook herdenkt hij overleden Tamilstrijders op de Heldendag. Foto’s van zijn deelname staan op sociale media. Eiser stelt dat de Sri Lankaanse regering op de hoogte is van zijn activiteiten en hij gevaar loopt. Zijn Facebookaccount is geblokkeerd en berichten gelinkt aan de Tamil Eelam worden verwijderd. Eiser vermoedt dat de Sri Lankaanse regering hier achter zit.
4.2.
Eiser stelt dat op hem meerdere risicofactoren van toepassing zijn die in de weg staan aan zijn terugkeer naar Sri Lanka. Zo heeft hij Sri Lanka illegaal verlaten en dat is daar strafbaar. Bij een eerdere poging om eiser uit te zetten is er door de Nederlandse ambassade contact gezocht met zijn dorpshoofd en zijn familieleden moesten zich identificeren. Het dorpshoofd is een regeringsambtenaar dus de Sri Lankaanse regering weet dat hij in Nederland asiel heeft aangevraagd.
4.3.
Ook loopt eiser gevaar omdat hij in Nederland politieke activiteiten is gaan ontplooien als aanhanger van het Tamil Forum. De Sri Lankaanse overheid verbiedt het Tamil Forum en hun activiteiten. In Sri Lanka kon hij zijn overtuiging niet uiten. Als hij daar in het openbaar had geroepen dat de Tamil Eelam de oplossing is, dan had de regering hem allang gearresteerd en doodgemaakt. Hij vreest dat hij bij terugkeer naar Sri Lanka direct zal worden gearresteerd. Bij terugkeer zal zijn foto worden vergeleken met sociale media en zal duidelijk worden wat hij hier doet. Hij zal worden gezien als aanhanger van de Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE).
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat, voor zover van belang voor deze procedure, volgens de minister de volgende elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • politieke overtuiging.
De minister heeft beide asielmotieven geloofwaardig geacht. De minister acht het geloofwaardig dat eiser vindt dat er een onafhankelijke Tamil-staat moet komen en dat hij wil dat er vrijheid komt voor zijn volk in Sri Lanka. Ook wordt gevolgd dat eiser in Nederland deelneemt aan demonstraties en jaarlijkse Heldendagen van het Tamil Forum Nederland en dat hij met vrienden en kinderen spreekt over zijn denkbeelden.
5.1.
De minister stelt zich echter op het standpunt dat uit de verklaringen niet blijkt dat hij gegronde vrees voor vervolging heeft. Eiser is niet aan te merken als een vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Zijn verklaringen zijn weliswaar geloofwaardig, maar niet voldoende zwaarwegend om te kunnen worden aangemerkt als een rechtsgrond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister neemt dus niet aan dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. De minister concludeert dat de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond is.
Omvang van het geschil
6. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die maken dat zijn aanvraag inhoudelijk wordt beoordeeld. Ook is niet in geschil is dat eiser een politieke overtuiging heeft. Wel in geschil is het antwoord op de vraag of eiser een gegronde vrees heeft om te worden vervolgd wegens zijn politieke overtuiging.
6.1.
De beroepsgronden die eiser had aangevoerd omdat de aanvraag als kennelijk ongegrond is afgewezen en zijn verzoek om herbeoordeling zijn ter zitting ingetrokken en behoeven geen verdere bespreking.
Toepasselijk kader
7. In artikel 29 van de Vw 2000 is bepaald dat een verblijfsvergunning asiel wordt verleend aan een vreemdeling die verdragsvluchteling is of die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde vrees heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Een aanvraag wordt, aldus artikel 31, eerste lid, van de Vw, afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
7.1.
In het arrest van het Hof van Justitie EU van 13 september 2023 (Arrest S en A) is bepaald dat de term politieke overtuiging [3] ruim moet worden opgevat. Ook is ingevuld hoe moet worden beoordeeld of er sprake is van een gegronde vrees voor vervolging wegens die politieke overtuiging. [4] Daarvoor dient te worden vastgesteld of de gebleken omstandigheden een dusdanige bedreiging vormen dat de betrokkene, gezien zijn individuele situatie, goede gronden heeft om te vrezen daadwerkelijk te zullen worden vervolgd. [5] Er dient daarvoor uitputtend en grondig onderzoek te worden verricht naar de relevante omstandigheden, de specifieke persoonlijke situatie van de vreemdelingen en de meer algemene context van zijn land van herkomst. Hierbij dient te worden nagegaan of aan hem enige overtuiging kan worden toegedicht door potentiële actoren van vervolging in zijn land van herkomst. [6]
7.2.
De sterkte van de politieke overtuiging die de vreemdeling stelt te hebben en verrichte activiteiten om die overtuiging te uiten zijn relevante elementen voor de beoordeling. Evenals het feit dat die overtuiging de negatieve belangstelling van potentiële actoren van vervolging in het land van herkomst van verzoeker heeft gewekt of kan wekken. [7] In aanvulling daarop betrekt de Afdeling bij het oordeel van de zwaarwegendheid ook of en zo ja, hoe de vreemdeling in zijn land van herkomst uiting wenst te gaan geven aan zijn politieke overtuiging en wat de gevolgen daarvan zijn. [8]
Heeft de minister een onjuist toetskader toegepast?
8. Eiser betoogt dat de wijze waarop de minister heeft beoordeeld of eiser op grond van zijn politieke overtuiging een risico loopt niet in overeenstemming is met het arrest S. en A. [9] De risico’s die eiser loopt zijn niet afhankelijk van zijn overtuiging, of de al dan niet prominente rol die hij vervult, maar van de interpretatie die de Sri Lankaanse regering geeft aan zijn uitingen. Het repressieve beleid van de Sri Lankaanse overheid richt zich niet op de mate van iemands politieke overtuiging of diens rol maar op het enkele feit dat iemand de overtuiging heeft en deze uit. Ter zitting heeft eiser verduidelijkt dat hij betoogt dat het enkele feit dat eiser in verband kan worden gebracht met de symbolen van de Tamil Eelam, door bijvoorbeeld het vasthouden van een vlag bij een demonstratie voldoende is om hem onder de aandacht van de Sri Lankaanse autoriteiten te brengen.
8.1.
De rechtbank oordeelt dat de minister bij de toetsing wel acht heeft geslagen op de intensiteit en de aard van de overtuiging van eiser en de houding van de Sri Lankaanse autoriteiten jegens zijn politieke overtuiging. Verder is de rechtbank van oordeel dat de toetsing is verricht volgens de criteria die volgen uit het arrest S en A [10] . Hieruit volgt dat de persoonlijke situatie van eiser moet worden betrokken, althans de wijze waarop hij invulling geeft en wil gaan geven aan zijn politieke overtuiging. De minister heeft deze persoonlijke situatie afgezet tegen hetgeen bekend is over de wijze waarop de Sri Lankaanse autoriteiten hiermee omgaan. [11] De minister heeft de activiteiten van eiser benoemd en heeft voor het vaststellen van het risico dat eiser loopt zowel de landeninformatie als de door eiser verstrekte informatie betrokken. De minister heeft dus de juiste toets uitgevoerd.
8.1.1.
Dat de minister ook belang hecht aan het feit dat eiser geen prominente rol heeft vervuld binnen de Tamilstaat, sluit aan bij de informatie uit het Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka [12] (ambtsbericht). Hierin staat dat bepaalde activiteiten van de Sri Lankaanse autoriteiten, zoals het monitoren van Tamil-diaspora in het buitenland, zich toespitsen op personen die een prominente rol vervullen. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten komt te staan?
9. Eiser betoogt, anders dan de minister stelt, dat bij de Sri Lankaanse regering bekend is dat hij een aanhanger is van de Tamil-staat. Hij loopt bij aankomst op de luchthaven in [plaats 3] het risico als zodanig te worden herkend omdat hij zal moeten terugkeren naar Sri Lanka met een laissez-passer en door de op het vliegveld toegepaste gezichtsherkenning. Het gezichtsherkenningssysteem zal onmiddellijk een alarm laten afgaan als een overtreder op het gebied van immigratie wordt geïdentificeerd. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij wel vermoed dat hij direct als aanhanger van de Tamil-staat zal worden herkend maar hij heeft geen concrete aanwijzingen dat hij daadwerkelijk onder de negatieve aandacht staat van de Sri Lankaanse autoriteiten. Dat hoeft hij ook niet te hebben omdat uit het ambtsbericht blijkt dat de autoriteiten onderzoek doen naar de Tamil-diaspora en dat is een voldoende duidelijke aanwijzing dat dit bij hem ook het geval zal zijn
9.1.
De rechtbank volgt de conclusie van de minister dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij door zijn activiteiten in Nederland in de negatieve aandacht staat van de Sri Lankaanse autoriteiten. De rechtbank deelt de conclusie van de minister dat, als de Sri Lankaanse autoriteiten al Tamil-diaspora monitoren, niet vast staat dat zij dat ook doen in Nederland. [13] Ook de stelling dat zij zich in een dergelijk geval zullen richten op prominente figuren bij verboden organisaties en niet op eiser, volgt de rechtbank, gelet op hetgeen hierover uit het ambtsbericht blijkt. [14] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een (prominent) lid is van de Tamil Coördinating Committee (TCC) of de Tamil-staat of dat hij prominent politiek actief is. De minister heeft deze activiteiten met juistheid als vrij marginaal aangemerkt, nu hij slechts deelneemt aan door anderen georganiseerde activiteiten. Dit leidt tot de conclusie dat het daarom niet aannemelijk is dat eiser zal worden beschouwd als iemand die een substantiële bijdrage levert aan een georganiseerd separatistisch streven naar een onafhankelijke Tamil-staat.
9.1.1.
De rechtbank stelt vast dat uit het ambtsbericht niet blijkt dat terugkeerders worden gearresteerd of vervolgd. Uit het ambtsbericht blijkt wel dat personen die Sri Lanka op illegale wijze hebben verlaten en bij terugkeer gebruik maken van een laissez-passer aanvullend kunnen worden ondervraagd. Hoewel, zoals de minister heeft gedaan, hieruit niet zonder meer geconcludeerd kan worden dat deze ondervraging bij eiser niet tot problemen zal leiden, stelt de rechtbank vast dat eiser het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser wijst weliswaar op passages uit het ambtsbericht waaruit blijkt dat er risico’s bestaan, bijvoorbeeld het risico op arrestatie onder de Prevention of Terrorism Act (PTA), maar maakt niet concreet dat en waarom hijzelf dit risico loopt.
9.1.2.
De minister stelt ook terecht dat de toepassing van gezichtsherkenning niet hoeft te leiden tot problemen nu er geen aanwijzingen zijn dat de autoriteiten gezichtsherkenning gebruiken om terugkerende Tamils te herkennen die in het buitenland actief zijn geweest voor de Tamil zaak. Alleen personen wiens naam voorkomt op een zogenaamde Watchlist (en dus in de database van de Centrale Inlichtingen Dienst) kunnen onder verhoogde aandacht van de autoriteiten staan en kunnen bij terugkeer worden gemonitoord. [15] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn naam op een dergelijke lijst is opgenomen.
9.1.3.
Ook anderszins heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Eiser wijst weliswaar terecht op het woord
ofin de zin ‘
sommige bronnen gaven verder aan dat de autoriteiten vooral een verhoogde aandacht zouden hebben voor personen die prominent actief waren voor verboden Tamil organisatiesofdie zich openlijk hadden uitgelaten voor een onafhankelijk Tamil Eelam’. [16] Echter, om verhoogde aandacht te kunnen hebben dient de Sri Lankaanse regering wel op de hoogte te zijn van die activiteit en dat acht de rechtbank, gezien het marginale karakter daarvan, niet aannemelijk. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiser een gegronde vrees om te worden vervolgd voor zijn politieke overtuiging?
10. Eiser is van mening dat de minister zijn politieke activiteiten beperkter uitlegt uit dan ze zijn. Het (uit)dragen van het symbool van de Tamil Eelam, de rode vlag met tijgerlogo, is onderdeel van zijn overtuiging. Dit wordt echter door de Sri Lankaanse autoriteiten gezien als een symbool van het LTTE. De minister onderkent ten onrechte niet dat eiser daardoor zal worden gezien als aanhanger van de LTTE en daadwerkelijk het risico loopt te worden vervolgd door de Sri Lankaanse overheid. Eiser komt ook publiekelijk op voor de Tamil Eelam en roept op tot vervolging voor genocide. Personen en organisaties die streven naar een onafhankelijke Tamil-staat zijn strafbaar op grond van de PTA. Dit blijkt uit het ambtsbericht. Dat ook eiser zelf het risico loopt te worden vervolgd blijkt ook uit het feit dat organisaties die strijden voor een eigen Tamil-staat worden toegevoegd aan de lijst in de Sri Lanka Government Gazette. Eiser zal in Sri Lanka niet in staat zijn om zijn politieke overtuigingen vrijelijk te uiten zonder een reëel risico te lopen op vervolging. Er zal hem internationale bescherming moeten worden geboden om zijn vrijheid van meningsuiting te bevorderen. Dit volgt uit r.o. 33 van het meergenoemde arrest S en A.
10.1.
Anders dan eiser betoogt, oordeelt de rechtbank dat uit het arrest S en A niet volgt dat aan eiser internationale bescherming moet worden geboden om hem in staat te stellen zijn recht op vrijheid van meningsuiting te kunnen uitoefenen. Die bescherming moet alleen worden geboden indien eiser is aan te merken als verdragsvluchteling omdat zijn politieke overtuiging en de vrijheid om die te mogen uiten op de door hem voorgenomen wijze ertoe leidt dat hij daardoor een gegronde vrees heeft om te worden vervolgd. Eiser heeft tot dusverre een vreedzame strijd gevoerd [17] en is voornemens dat te blijven doen. Dat blijkt uit zijn verklaringen over zijn voorgenomen activiteiten. [18] Eiser wil eigen land voor Tamils, anderen voorlichten en kunnen herdenken. De minister stelt zich in dat kader ook terecht op het standpunt dat de mensenrechtensituatie van de Tamilbevolking is verbeterd. Uit het ambtsbericht [19] blijkt er in Sri Lanka in toenemende mate ruimte is voor discussie over de Tamil herdenkingen en de wens voor berechting vanuit de Tamilgemeenschap. Oppositiegroeperingen zijn doorgaans vrij om vreedzame activiteiten uit te voeren zonder problemen te krijgen met de autoriteiten. [20]
10.1.1.
Verder blijkt uit het ambtsbericht dat Tamils die zich actief inzetten tegen militarisering of voor herdenkingen van de burgeroorlog of LTTE symbolen uiten in de gaten kunnen worden aangehouden en kunnen worden gearresteerd. Ook kunnen zij, vaak voor korte tijd, worden gedetineerd. [21] Echter, de arrestaties op grond van de PTA kwamen niet tot een formele aanklacht. Tijdens de verslagperiode hebben er geen daadwerkelijke veroordelingen plaatsgevonden op grond van de PTA. [22] Bovendien blijkt uit de berichten niet dat deze personen zijn opgepakt vanwege hun streven naar een Tamil Eelam, maar vanwege het promoten van het LTTE. De minister concludeert dan ook met juistheid dat, nu eiser zelf heeft verklaard een vreedzame strijd te willen voeren en geen gewapende strijd zoals het LTTE, hij geen concreet risico loopt. De rechtbank oordeelt dan ook dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat juist hij een risico loopt te worden vervolgd. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel of een motiveringsgebrek?
11. Eiser betoogt dat de minister niet deugdelijk motiveert waarom zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Hoewel de minister zich op het standpunt stelt dat het risico dat eiser loopt beperkt is, neemt hij in andere vergelijkbare gevallen wel een reëel risico op vervolging aan en wordt aan de betreffende vreemdeling wel een asielvergunning verleend. Eiser verwijst naar een aantal andere zaken en stelt dat in die gevallen het risico gelijk is, de foto’s hetzelfde zijn en de politieke overtuiging van de betreffende vreemdeling ook. In dit geval zegt de minister iets anders, namelijk dat de politieke overtuiging niet sterk genoeg is. Maar, zo betoogt eisers, zelfs al zou die heel sterk zijn, dan zegt de minister dat je in Sri Lanka vrij mag demonstreren en er dus geen reëel risico is op vervolging. Zonder nadere motivering is dit voor eiser niet te volgen.
11.1.
De minister stelt dat hij per geval kijkt naar de individuele omstandigheden. In dit geval geven die omstandigheden geen aanleiding om over te gaan tot inwilliging van de vergunning. Het feit dat de foto’s dezelfde zijn, betekent niet dat de situatie van eiser ook gelijk is. Er wordt gekeken naar de concrete risico’s die volgen uit hetgeen eiser heeft gedaan en wat hij gaat doen. In dit geval zijn de activiteiten die eiser in dat kader noemt marginaal en is er geen reëel risico voor vervolging, aldus de minister.
11.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser weliswaar heeft gesteld maar niet heeft onderbouwd dat sprake is van gelijke gevallen die verschillend worden beoordeeld. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat het feit dat een zaak enkele gelijkenissen vertoont met andere zaken, niet maakt dat de zaak als geheel gelijk is. De minister heeft in dit geval kenbaar gemotiveerd dat en waarom hij heeft geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning. De rechtbank oordeelt dan ook dat de gegeven motivering het besluit kan dragen. Daarom ziet de rechtbank geen reden om aan het verzoek van eiser te voldoen om bij de minister de zogenaamde minuten van een aantal andere zaken op te vragen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de minister de asielaanvraag terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard. Gelet hierop en nu daartegen ook geen gronden zijn aangevoerd, zijn ook het terugkeerbesluit en het inreisverbod terecht opgelegd. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van der Lee, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
2.ABRvS 3 december 2020, zaaknummer 202005704/1/VI (niet gepubliceerd)
3.als bedoeld in artikel 10, eerste lid onder e en tweede lid van Richtlijn 2011/95/EU (de Kwalificatierichtlijn) en artikel 1 van het Vluchtelingenverdrag.
4.Hof van Justitie EU, 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688, r.o. 37.
5.Hof van Justitie EU, 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688, r.o. 42.
6.Hof van Justitie EU, 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688, r.o. 45.
7.Hof van Justitie EU, 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688, r.o. 46- 49.
8.ABRvS 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:63, r.o. 5 en 11.
9.Hof van Justitie EU, 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688.
10.Die verplichting volgt ook uit Informatiebericht 2024/10 dat is voortgekomen uit dit arrest.
11.C2/3.2.5. van de Vc 2000.
12.Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka, p. 68 en p. 70.
13.Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka, p. 68 - 69.
14.Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka, p. 68 - 69.
15.Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka, p. 70.
16.Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka, p. 70.
17.P. 17 verhoor opvolgende aanvraag.
18.P. 5 – 7 Verslag aanvullend gehoor.
19.Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka, juni 2024, p. 42
20.Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka, juni 2024, p. 56.
21.Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka, juni 2024, p. 56-57.
22.Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka, juni 2024, p. 32-33.