ECLI:NL:RBDHA:2025:11338
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
Op 26 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, in beroep ging tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 13 juni 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat de minister onvoldoende voortvarend handelde in de uitzettingsprocedure, aangezien het vertrekgesprek pas op 18 juni 2025 plaatsvond, zes dagen na zijn inbewaringstelling. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende voortvarend had gehandeld, omdat het vertrekgesprek op dag zes van de inbewaringstelling plaatsvond en eerdere handelingen, zoals het verzoek aan het Openbaar Ministerie, ook als vertrekhandelingen konden worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet waren voldaan. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.