In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 13 juni 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Colombiaanse nationaliteit, behandeld. Eiser heeft op 1 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is door verweerder op 11 maart 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelt dat verweerder de identiteit en het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft mogen achten. Eiser heeft zijn identiteit niet voldoende onderbouwd met objectieve documenten en zijn verklaringen zijn tegenstrijdig. Daarnaast heeft verweerder een inreisverbod van tien jaar opgelegd, omdat eiser een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt. Dit is gebaseerd op eerdere veroordelingen voor zware delicten, waaronder zware mishandeling. De rechtbank bevestigt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en dat het inreisverbod terecht is opgelegd. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.