ECLI:NL:RBDHA:2025:11375
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 27 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 2 juni 2025 niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden en het onderzoek is gesloten.
De rechtbank onderzoekt de argumenten van eiser, die stelt dat de minister niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van België. Eiser verwijst naar informatie van Vluchtelingenwerk Vlaanderen en Amnesty International, waaruit zou blijken dat de Belgische autoriteiten een onverschillige houding hebben en dat er een reëel risico bestaat dat hij in België geen opvang zal krijgen. Eiser betoogt dat een overdracht aan België in strijd is met artikel 4 van het EU-Handvest.
De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt. De minister mag in beginsel uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en het is aan eiser om aan te tonen dat dit in zijn geval niet mag. De rechtbank concludeert dat eiser hierin niet is geslaagd en dat de door hem overgelegde informatie geen reden vormt om af te wijken van eerdere uitspraken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.