ECLI:NL:RBDHA:2025:5581
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.J.H. Boerhof
- I.A.M. van Boetzelaer – Gulyas
- B. Koopman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de asielaanvraag van eiser in het kader van de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot België
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 april 2025, wordt het beroep van eiser, een Nigeriaanse asielzoeker, behandeld. Eiser heeft op 11 mei 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is op basis van de Dublinverordening. Eiser betwist dit besluit en stelt dat hij na overdracht aan België in een onmenselijke situatie terecht zal komen, in strijd met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM. De rechtbank onderzoekt of de minister terecht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat, ondanks de tekortkomingen in de opvangsituatie in België. De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag van eiser mag overdragen aan België, omdat de tekortkomingen in de opvang niet van dien aard zijn dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd. De rechtbank oordeelt echter dat het besluit van de minister gebrekkig is gemotiveerd, waardoor het beroep gegrond wordt verklaard. De rechtbank vernietigt het besluit van 27 september 2024, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de minister in beroep de motivering heeft hersteld. Eiser wordt in de proceskosten veroordeeld.