ECLI:NL:RBDHA:2025:11390

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
NL25.18648
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 15 april 2025 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 2 juni 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser betoogt dat de minister niet langer mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije, verwijzend naar een AIDA-rapport uit 2023 dat zou aantonen dat opvang in Bulgarije structureel ontbreekt. De rechtbank oordeelt echter dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog steeds van toepassing is, verwijzend naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State die de situatie in Bulgarije hebben beoordeeld.

De rechtbank benadrukt dat de Bulgaarse autoriteiten het verzoek om terugname hebben geaccepteerd, wat betekent dat de asielaanvraag van eiser in behandeling zal worden genomen in overeenstemming met internationale verplichtingen. De rechtbank wijst erop dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen rechtsmiddelen kan aanwenden tegen het ontbreken van opvangmogelijkheden in Bulgarije. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft, en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.18648

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. C.D.G. van IJzendoorn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 15 april 2025 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL25.18649, op 2 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen
.Eiser en de gemachtigde van eiser zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Mag de minister voor Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat de minister voor Bulgarije niet langer mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In dit kader verwijst eiser naar het AIDA rapport van 2023. [2] Eiser voert aan dat uit dit rapport blijkt dat opvang in Bulgarije structureel ontbreekt. De Bulgaarse autoriteiten voldoen niet aan hun verplichting om dit structurele tekort aan opvangplekken op te lossen. Eiser betoogt dat het aan de minister is om te onderbouwen waaruit blijkt dat, ondanks deze concrete aanwijzing, ten aanzien van Bulgarije nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich namelijk terecht op het standpunt dat ten aanzien van Bulgarije mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit in haar uitspraken van 27 juni 2024 [3] en 15 oktober 2024 [4] bevestigd. De Afdeling heeft de inhoud van het door eiser aangehaalde AIDA-rapport van 2023 betrokken bij haar beoordeling. De Afdeling heeft dus ook de situatie van de opvangvoorzieningen in Bulgarije betrokken in deze uitspraken. Op de zitting heeft de minister verder toegelicht dat ook het onlangs verschenen AIDA-rapport over 2024 geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Bulgarije dan in de rapporten die de Afdeling reeds heeft betrokken. Ook hierin zijn dus geen aanknopingspunten gevonden op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De minister heeft daarbij terecht opgemerkt dat niet is gebleken dat het inzetten van een rechtsmiddel tegen het ontbreken van opvangmogelijkheden niet effectief is. Ook de Afdeling heeft dit betrokken in haar uitspraak van 14 maart 2025, [5] waarin zij overweegt dat een rechtsmiddel openstaat tegen de weigering van de opvangvoorzieningen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij hierover niet kan klagen bij de (hogere) autoriteiten in Bulgarije. Hierbij is het van belang dat de Bulgaarse autoriteiten het terugnameverzoek hebben geaccepteerd. Hiermee garanderen de Bulgaarse autoriteiten dat de asielaanvraag van eiser in behandeling wordt genomen overeenkomstig de internationale verplichtingen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.AIDA Country Report: Bulgaria (Update 2023), April 2024
3.ABRvS 27 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2647.
4.ABRvS 15 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4132.
5.ABRvS 14 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1080.