ECLI:NL:RBDHA:2025:11573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
NL25.10452
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis door polygamie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 1 juli 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis behandeld. Eiser, die in Afghanistan is achtergebleven, wenst naar Nederland te reizen om bij zijn vader, referent, te verblijven. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen op basis van polygamie, aangezien referent wettig gehuwd is met een andere vrouw dan de moeder van eiser. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank legt uit dat, ondanks de argumenten van eiser over bijzondere omstandigheden, de minister niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om de aanvraag in te willigen, gezien de polygame situatie van referent. De rechtbank stelt vast dat er geen schrijnende omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. Eiser wordt in de proceskosten vergoed door de minister, maar zijn beroep wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10452

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: G.J. Westendorp).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister eisers aanvraag op goede gronden heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 10 februari 2022 een aanvraag ingediend voor een mvv in het kader van nareis. Eiser wenst na te reizen naar zijn vader (referent) in Nederland. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 21 december 2023 afgewezen, omdat er sprake is van polygamie. Met het bestreden besluit van 5 februari 2025 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser voert het volgende aan. Referent heeft een verblijfsrecht en woont met zijn echtgenote en hun gezamenlijke kinderen in Nederland. Eiser stelt dat hij onbedoeld in Afghanistan is achtergebleven door de chaotische omstandigheden bij de vlucht. Met zijn mvv-aanvraag beoogt hij verblijf bij referent, zijn biologische vader. Referent is traditioneel islamitisch getrouwd met de moeder van eiser en heeft met haar nog vier andere kinderen. Referent is daarna getrouwd met zijn echtgenote met wie hij nu in Nederland verblijft en heeft met haar zes kinderen. Eiser stelt met referent en diens echtgenote (zijn stiefmoeder) tot aan hun vertrek een gezin te hebben gevormd. Referent vindt dat er geen sprake is van een polygame situatie, nu de relatie met de moeder van eiser al was beëindigd ten tijde van de aanvraag. In het geval van een islamitisch huwelijk is er namelijk geen sprake van het uitspreken van een formele scheiding. Referent heeft eiser vanaf zijn aanvraag voor zijn eigen verblijfsrecht telkens benoemd. Eiser maakte ook al in Afghanistan - vanaf het moment van het huwelijk met de huidige partner - deel uit van dat gezin. Verder stelt eiser dat er individuele bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan verblijf moet worden toegestaan en dat de minister deze onvoldoende in zijn besluitvorming heeft betrokken.
Is er sprake van polygamie?
4. De rechtbank stelt eerst vast dat niet in geschil is dat referent wettig gehuwd is met een andere vrouw dan de moeder van eiser. Tevens is niet in geschil dat er sprake was van een islamitisch huwelijk tussen referent en de moeder van eiser. Dat dat huwelijk nog niet was ontbonden leidt de rechtbank af uit de pas in de beroepsprocedure overgelegde
Divorce Certificatemet datum 16 februari 2025. De moeder van eiser verklaart daarin namelijk te accepteren dat referent de huwelijksband verbreekt. Tevens bevindt zich tot de gedingstukken bij de aanvraag een Permission Letter waarin de moeder van eiser verklaart de
legal wifete zijn. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat referent ten tijde van de mvv-aanvraag en ook nog ten tijde van het bestreden besluit, ook gehuwd was met een andere vrouw dan degene met wie referent (eerder in Afghanistan en nu) in Nederland gehuwd is, samenleeft en een gezin vormt. De rechtbank dient het bestreden besluit te toetsen aan de hand van de op dat moment geldende feiten en omstandigheden, en op het moment van de aanvraag als ook van het bestreden besluit was referent zowel gehuwd met de moeder van eiser als met zijn huidige echtgenote. De minister heeft derhalve terecht geconcludeerd dat sprake is van polygamie en dat artikel 3.16 van het Vb [1] aan het toekennen van verblijf in de weg staat. Dat referent bepleit dat de relatie met de moeder van eiser al jaren feitelijk was verbroken, maakt dat niet anders. Zolang het huwelijk niet was ontbonden, kon de minister gelet op artikel 3.16 van het Vb in beginsel geen verblijf toekennen.
Zijn er bijzondere individuele omstandigheden?
5. Volgens vaste rechtspraak [2] moet de minister een individuele beoordeling maken als hij artikel 3.16 van het Vb aan vreemdelingen tegenwerpt. De minister is in het bestreden besluit echter niet uitgebreid ingegaan op de door eiser naar voren gebrachte omstandigheden. In zoverre is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een motiveringsgebrek.
5.1.
De rechtbank ziet aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [3] te passeren. Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister zijn standpunt verduidelijkt en aangevuld. De gemachtigde van de minister heeft gesteld dat het bestreden besluit weliswaar voornamelijk ingaat op de gronden van bezwaar, maar dat het primaire besluit onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit en in het primaire besluit een integrale beoordeling heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat dit juist is. Voorts valt volgens de gemachtigde van de minister de belangenafweging naar aanleiding van de aangevoerde individuele omstandigheden alleen in het voordeel van eiser uit in heel bijzondere situaties. In het geval van eiser is er volgens de gemachtigde van de minister geen sprake van bijzondere individuele omstandigheden en/of zwaarwegende belangen dat er, ondanks de polygame situatie, aanleiding is de aanvraag in te willigen. Uit het gehoor met referent blijkt dat eiser bij zijn oma woont. Hij maakt zich op om te vertrekken naar Europa. Hij volgt geen onderwijs en er is niet gebleken dat dat niet zou kunnen, dat geldt ook voor het hebben van werk. Eiser zegt zelf dat hij de hele dag niets doet. Er is geen sprake van schrijnende omstandigheden en er blijkt niet van een niet stabiele situatie, aldus de gemachtigde van de minister. De rechtbank is van oordeel dat de minister met de alsnog gegeven uitgebreide motivering zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van dermate bijzondere individuele omstandigheden en/of zwaarwegende belangen zijn dat er, ondanks de polygame situatie, toch aanleiding is de aanvraag alsnog in te willigen. De rechtbank acht het gebrek derhalve voldoende hersteld. Dit heeft tot gevolg dat de afwijzing ondanks het gebrek in stand kan blijven. Eiser wordt door de instandlating van het besluit derhalve niet benadeeld, waardoor toepassing kan worden gegeven aan artikel 6:22 van de Awb.

Conclusie en gevolgen

6.1.
Eisers beroepsgronden slagen niet. Het beroep is onder toepassing van artikel 6:22 van de Awb ongegrond.
6.2.
Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Awb moet de minister aan eiser de proceskosten vergoeden. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond,
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenbesluit 2000.
2.Zie onder meer de uitspraken van de Afdeling van 31 januari 2020. ECLI:NL:RVS:2020:329, en 22 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2959.
3.Algemene wet bestuursrecht.