Deze uitspraak betreft de intrekking van een omgevingsvergunning die eerder was verleend aan eiser, [eiser] B.V., voor het realiseren van een overkapping op een perceel in Zuidplas. De rechtbank heeft op 20 mei 2025 geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas terecht heeft besloten tot intrekking van de omgevingsvergunning. Eiser had de vergunning al meer dan zeven jaar in bezit, maar had niet binnen de gestelde termijn van 52 weken na onherroepelijk worden van de vergunning met de bouwactiviteiten begonnen. Eiser voerde aan dat persoonlijke omstandigheden, zoals een echtscheiding, hem hadden belet om te starten met de bouw. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid tot intrekking kon besluiten, omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij de vergunning op korte termijn zou benutten. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging door het college voldoende was en dat de intrekking van de vergunning niet onevenredig was ten opzichte van de doelen die het college met de intrekking wilde bereiken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de intrekking van de omgevingsvergunning in stand blijft.