ECLI:NL:RBDHA:2025:11618

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
NL25.28204
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse vreemdeling

Op 1 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.W. Koevoets, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 3 maart 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot 3 juni 2025, en dat de beoordeling van het voortduren van de maatregel enkel betrekking heeft op de periode daarna.

Eiser voerde aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelde met betrekking tot zijn aanvraag voor uitstel van vertrek, vooral na een beroerte die hij op 24 juni 2025 had opgelopen. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende voortvarend had gehandeld en dat de vertraging in de afhandeling van de aanvraag voor uitstel van vertrek geheel bij eiser lag. De rechtbank concludeerde dat het indienen van een aanvraag voor uitstel van vertrek niet automatisch leidt tot onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.28204

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 3 maart 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 30 juni 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1982.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 10 juni 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 3 juni 2025, rechtmatig was. [1] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 3 juni 2025.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt ten aanzien van eisers aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Eiser is niet in staat om te reizen en kan dus niet worden uitgezet. Verweerder heeft verzuimd om in de M120 melding te maken van het feit dat eiser op 24 juni 2025 een beroerte heeft gekregen en met spoed is opgenomen in het ziekenhuis. Hierbij verwijst eiser naar een e-mail van het Detentiecentrum Rotterdam.
5. In de uitspraak van 10 juni 2025 is reeds geoordeeld dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat de vertraging in de afhandeling van het artikel 64-verzoek geheel bij eiser ligt. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken. Dat verweerder heeft verzuimd om in de M120 melding te maken van het feit dat eiser een beroerte heeft gekregen, maakt ook niet dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt.
6. Overigens merkt de rechtbank nog op dat een aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw niet maakt dat het voortduren van de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw onrechtmatig is. Het indienen van een dergelijke aanvraag levert immers nog geen rechtmatig verblijf op. Daarbij loopt die aanvraag nog en kan de bewaringsrechter niet vooruitlopen op de gevolgen van de uitkomst van die procedure voor de maatregel van bewaring. Daarnaast is op dit moment nog geen sprake van geplande uitzetting van eiser.
7. Tot slot leidt ook ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [2]
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 1 juli 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Hof van Justitie van de Europese Unie 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.