ECLI:NL:RBDHA:2025:11628
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunningplicht voor bedrijfsactiviteiten van supermarkt na eerder Aanwijzingsbesluit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2025 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster] B.V. tegen de burgemeester van Den Haag. Het verzoek is gedaan naar aanleiding van een besluit van 27 maart 2025, waarbij de aanvraag van verzoekster voor een bedrijfsactiviteitenvergunning voor een supermarkt buiten behandeling is gesteld. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was. Dit kwam doordat op 27 mei 2025 al op het bezwaar was beslist, waardoor de koppeling aan een bodemprocedure niet meer aanwezig was. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekster niet tijdig en adequaat had gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie van de burgemeester, wat leidde tot de conclusie dat de aanvraag niet inhoudelijk kon worden beoordeeld. De voorzieningenrechter verklaarde het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk en gaf aan dat verzoekster opnieuw beroep kan instellen tegen het besluit van 27 mei 2025.