ECLI:NL:RBDHA:2025:11632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
NL24.39049
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op basis van ongeloofwaardige verklaringen over problemen met cultgroep Black Axe

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 11 juli 2022 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij problemen had met de cultgroep Black Axe. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen, omdat de verklaringen van de eiser over de gestelde problemen ongeloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft het beroep van de eiser behandeld op 15 januari 2025, waarbij de eiser werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. Tijdens de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten, maar heropende het op 16 januari 2025 om een document dat door de eiser was overgelegd te laten onderzoeken door Bureau Documenten (BD). Dit document, een 'extract from crime diary' van de Nigeriaanse politie, werd door BD als waarschijnlijk niet echt beoordeeld.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de verklaringen van de eiser over zijn problemen met Black Axe niet samenhangend en aannemelijk zijn. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd ter onderbouwing van zijn asielrelaas, en dat zijn verklaringen over de aangifte bij de politie niet eenduidig waren. De rechtbank concludeerde dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat de asielaanvraag van de eiser ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. De uitspraak werd gedaan door mr. F.A. Groeneveld, in aanwezigheid van griffier P. Deinum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.39049

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Nizamoeddin),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.K. Umar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Op 16 januari 2025 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om verweerder in de gelegenheid te stellen een door eiser overgelegd document te laten onderzoek door Bureau Documenten (BD).
Op 9 april 2025 heeft verweerder een verklaring van onderzoek van BD in het dossier geplaatst. Op 11 april 2025 heeft verweerder een ‘vergewisbrief’ van Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) in het dossier geplaatst.
Bij brief van 22 april 2025 heeft eiser op de uitslag van het documentonderzoek gereageerd. Bij brief van 1 mei 2025 heeft verweerder op de reactie van eiser gereageerd.
Nadat geen van partijen (in reactie op het bericht van de rechtbank van 6 mei 2025) te kennen heeft gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek op 21 mei 2025 gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1999 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij heeft op 11 juli 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
1.2.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is eind 2015, hij was toen 16 jaar oud, benaderd door de cultgroep Black Axe om lid te worden. Eiser heeft dat geweigerd. De cultgroep heeft eiser daarna nog meerdere keren benaderd, maar eiser bleef weigeren. Eiser is daarom geslagen en mishandeld door leden van Black Axe. De mishandeling heeft medio 2016 plaatsgevonden. Eiser heeft, samen met zijn broer, geprobeerd om hiervan aangifte te doen bij de politie, maar de politie kon niets doen. Vervolgens heeft eiser, in overleg met zijn vader en broer, besloten dat hij Nigeria moet verlaten. Dat heeft hij op 6 november 2017 gedaan. In juni 2018 en in 2019 is eiser teruggekeerd naar Nigeria. Hij heeft toen opnieuw problemen gekregen met Black Axe. Daarna heeft hij Nigeria definitief verlaten. Bij terugkeer naar Nigeria vreest eiser dat hij wederom problemen zal krijgen met de cultgroep Black Axe.
Het bestreden besluit
2.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
- identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
- problemen met de cultgroep Black Axe.
2.2.
Verweerder heeft de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De gestelde problemen met de cultgroep Black Axe heeft verweerder echter ongeloofwaardig geacht, omdat in dit verband niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Het geloofwaardig geachte asielmotief levert volgens verweerder geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. Eiser heeft geen terugkeerbesluit gekregen, omdat hij rechtmatig verblijf heeft als gevolg van de bevriezing van de gevolgen van het beëindigen van de facultatief geboden tijdelijke bescherming (op grond van Richtlijn 2001/55/EG).
Beoordeling door de rechtbank (aan de hand van de beroepsgronden)
3. De rechtbank stelt voorop dat eiser voorafgaand aan het bestreden besluit geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn verklaringen over de problemen met de cultgroep Black Axe. Daarom heeft verweerder in het bestreden besluit de verklaringen van eiser op geloofwaardigheid beoordeeld. In de beroepsfase heeft eiser alsnog een document – een ‘extract from crime diary’ van de Nigeriaanse politie van 18 juli 2016 – overgelegd ter onderbouwing van zijn asielrelaas.
De rechtbank gaat hierna eerst in op de verklaringen van eiser en het daarover door verweerder gegeven geloofwaardigheidsoordeel in het bestreden besluit. Daarna gaat de rechtbank in op het door eiser in beroep ingebrachte document.
Geloofwaardigheid verklaringen
4.1.
Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn problemen met de cultgroep Black Axe ongeloofwaardig geacht, omdat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen, zodat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser summier en niet eenduidig heeft verklaard over de aangifte bij de politie, dat eiser geen bescherming heeft gevraagd in Oekraïne en Hongarije en dat het ongerijmd is dat eiser meerdere keren is teruggekeerd naar Nigeria als hij de gestelde problemen heeft.
4.2.
Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de problemen met Black Axe ongeloofwaardig heeft geacht. Hij betwist dat hij summier en niet eenduidig heeft verklaard over de aangifte bij de politie en stelt dat verweerder meer en duidelijkere vragen had moeten stellen als hij daarover meer wilde weten. Verder stelt eiser dat verweerder hem ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij geen asiel heeft aangevraagd in Oekraïne en Hongarije. In Oekraïne beschikte hij al over een studievergunning en in Hongarije over tijdelijke bescherming vanwege de oorlog in Oekraïne. Voorts stelt eiser dat hij jong en naïef was toen hij werd benaderd door de cultleden en dat hij zich niet had gerealiseerd dat hij bij terugkeer naar Nigeria in 2018 en 2019 weer problemen zou kunnen krijgen met de cultleden. Inmiddels is dat hem wel duidelijk, te meer nu de cultleden in februari 2024 bij eisers broer in Nigeria navraag naar eiser hebben gedaan. Eiser wijst verder nog naar een brief van 20 mei 2024 van VluchtelingenWerk Nederland over Black Axe en het rapport ‘Nigeria - Country Focus’ van juli 2024 van de European Union Agency for Asylum (EUAA), waaruit volgt dat de Black Axe een zeer gewelddadige cultbeweging is.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het
standpunt heeft gesteld dat eiser summier en niet eenduidig heeft verklaard over de aangifte bij de politie. In eerste instantie, tijdens het vrije relaas, heeft eiser verklaard dat de politie hem niet wilde helpen omdat de politie niets doet met cult-incidenten (p. 11 NG en punt 4 van de correcties en aanvullingen). Later tijdens het gehoor heeft eiser echter verklaard dat de politie hem niet wilde helpen, omdat zij bang waren dat eiser lid was van de cultgroep (p. 23 NG). Deze verklaringen lopen uiteen. Daarna heeft eiser, desgevraagd, verklaard dat hij niet zeker weet of hij aangifte heeft gedaan, maar dat hij denkt van niet. Naar het oordeel van de rechtbank verwacht verweerder niet ten onrechte van eiser, mede gezien zijn referentiekader, dat hij weet of hij wel of geen aangifte heeft gedaan bij de politie en dat hij duidelijk kan verklaren over de gang van zaken bij de politie. De aangifte houdt namelijk direct verband met de gestelde mishandeling door de cultgroep Black Axe, waarbij eiser gewond zou zijn geraakt, en raakt dus aan een belangrijk onderdeel van eisers asielrelaas. Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij summier en niet eenduidig heeft verklaard over de aangifte. De stelling van eiser dat verweerder onvoldoende vragen hierover heeft gesteld, volgt de rechtbank niet. De gehoormedewerker heeft eiser hier meerdere vragen over gesteld, waaronder de vragen ‘hoe het gesprek met de politie is gegaan’ en ‘of er nu wel of geen aangifte is gedaan’.
4.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over zijn problemen met Black Axe niet te rijmen zijn met zijn terugkeer naar Nigeria in 2018 en 2019. Eiser heeft verklaard dat hij Nigeria in november 2017 heeft verlaten vanwege zijn problemen met Black Axe en zijn vrees om meer en ergere problemen met Black Axe te krijgen. Als die problemen er daadwerkelijk zijn, valt niet goed in te zien dat eiser in 2018, ongeveer zeven maanden na zijn vertrek (p. 17 NG), alweer terugkeert naar Nigeria. Dit geldt des te meer voor eisers tweede terugkeer naar Nigeria in 2019, nu eiser heeft verklaard dat hij bij zijn eerste terugkeer naar Nigeria in 2018 had ervaren dat de problemen met Black Axe nog niet voorbij waren en zelfs erger waren geworden (p. 12 NG). Met zijn stelling dat hij destijds jong en naïef was, heeft eiser niet bevredigend uitgelegd waarom hij tot twee keer terugkeert naar Nigeria als hij daar problemen heeft met Black Axe. Het valt vooral niet in te zien dat eiser zo naïef is dat hij nog een tweede keer teruggaat, als hij bij zijn eerste terugkeer (ongeveer een jaar eerder) nog problemen heeft ondervonden van Black Axe. Verweerder heeft deze ongerijmdheden niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen en stevig in zijn nadeel betrokken.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen voormelde tegenwerpingen, in samenhang bezien, reeds verweerders standpunt in het bestreden besluit dragen dat eisers verklaringen over zijn problemen met de cultgroep Black Axe geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen en dat dus niet wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw. Gelet hierop behoeft de derde tegenwerping die verweerder in dit kader heeft gedaan, namelijk dat eiser geen asiel heeft aangevraagd in Oekraïne en Hongarije, geen inhoudelijke bespreking.
4.6.
Nu niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over zijn problemen met de cultgroep Black Axe niet geloofwaardig zijn. De eerst in beroep door eiser ingebrachte landeninformatie (zie overweging 4.2, laatste zin), leidt niet tot een ander oordeel, nu die informatie algemeen van aard is en niet gaat over de gestelde individuele problemen van eiser. Ook zijn stelling in beroep dat hij van zijn broer heeft vernomen dat cultleden in februari 2024 nog navraag naar hem hebben gedaan, leidt niet tot een ander oordeel, nu die stelling niet is onderbouwd, zeer summier is en is gebaseerd op niet-verifieerbare informatie die afkomstig is van een niet-objectieve bron. Bovendien dateert deze gestelde gebeurtenis van februari 2024, terwijl het nader gehoor heeft plaatsgevonden op 25 september 2024. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom eiser hierover tijdens het nader gehoor niet al heeft verklaard.
In beroep overgelegd document
5.1.
Eiser heeft in de beroepsfase een ‘extract from crime diary’ van de Nigeriaanse politie van 18 juli 2016 (hierna te noemen: dagrapport van de politie) overgelegd. In dit document is te lezen dat de broer van eiser op 18 juli 2016 bij de politie is geweest en daar heeft gemeld dat eiser op 15 juli 2016 is aangevallen door een aantal jongens van een cult (letterlijk “cult boys”). Verweerder heeft dit document laten onderzoeken door BD. In de verklaring van onderzoek van BD van 9 april 2025 is vermeld dat de verschijningsvorm van het document afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal en is geconcludeerd dat de het document om die reden “waarschijnlijk niet echt” is. Verweerder heeft TOELT nog gevraagd om na te gaan hoe BD tot haar conclusie is gekomen. In de vergewisbrief van 11 april 2025 heeft een medewerker van TOELT vermeld dat hij, na inzage te hebben verkregen in de onderliggende stukken, concludeert dat de verklaring van onderzoek inhoudelijk inzichtelijk is. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder zich in de brief van 1 mei 2025 op het standpunt gesteld dat het door eiser overgelegde dagrapport van de politie geen ander licht kan werpen op de beoordeling van het asielrelaas van eiser.
5.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1764, r.o. 4.2, volgt dat een advies van BD een deskundigenadvies aan verweerder is ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. Verweerder mag op een dergelijk advies afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk en concludent is. Uit eveneens vaste rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 22 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2765, volgt dat verweerder in beginsel ervan mag uitgaan dat het advies van BD op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen (zorgvuldigheid), de redenering daarin begrijpelijk is (inzichtelijkheid) en de getrokken conclusies daarop aansluiten (concludentie). Dat laat echter onverlet dat er zich situaties kunnen voordoen waarin de vergewisplicht van verweerder als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb meebrengt dat hij moet nagaan hoe BD tot zijn conclusies is gekomen.
5.3.
Het rapport van onderzoek van BD is weliswaar aan de summiere kant, maar de daarin vermelde bevinding is op zichzelf inzichtelijk en de getrokken conclusie sluit daarop aan. Daarbij merkt de rechtbank op dat BD niet gehouden is om details prijs te geven met betrekking tot de afwijkingen van het te onderzoeken document ten opzichte van het vergelijksmateriaal. Eiser heeft in zijn reactie van 22 april 2025 geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de inhoud van de verklaring van onderzoek van BD aangedragen en heeft ook geen contra-expertise daartegen ingebracht. Desondanks heeft verweerder aanleiding gezien om via TOELT na te gaan hoe BD tot de conclusie is gekomen, en TOELT heeft, na inzage te hebben verkregen in de onderliggende stukken, geconcludeerd dat het onderzoek van BD inhoudelijk inzichtelijk is. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat van de conclusie van BD in het rapport van onderzoek mag worden uitgegaan.
5.4.
Die conclusie van BD luidt dat het door eiser overgelegde dagrapport van de politie “waarschijnlijk niet echt” is. Dit doet op zichzelf reeds forse afbreuk aan de bewijswaarde van het door eiser overgelegde document. Daarbij komt nog het volgende. Eiser heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat hij samen met zijn broer naar de politie is gegaan (p. 22 NG) en dat hij zelf aan de politieagent heeft verteld waarom hij kwam (p. 23 NG). In het dagrapport van de politie staat echter alleen dat de broer van eiser bij de politie is geweest en is niets vermeld over de aanwezigheid en verklaringen van eiser zelf. In zoverre wijkt het dagrapport van de politie dus inhoudelijk af van eisers verklaringen. Verder heeft eiser tijdens het nader gehoor verklaard dat hij denkt dat hij geen aangifte heeft gedaan en dat hij geen documenten heeft en heeft hij in de zienswijze bevestigd dat hij geen documenten van de aangifte heeft, onder de toevoeging dat van een mondeling standpunt in Nigeria nooit een document wordt opgemaakt. Gelet op deze verklaringen mag van eiser worden verwacht dat hij goed uitlegt en ook onderbouwt hoe hij dan opeens in de beroepsfase alsnog aan het dagrapport van de politie is gekomen. Dit heeft hij niet gedaan. Weliswaar heeft hij ter zitting enige uitleg gegeven, maar die uitleg heeft hij op geen enkele wijze onderbouwd. Dit, in combinatie bezien met de inhoudelijke discrepantie tussen het document en de verklaringen van eiser, doet verder afbreuk aan de bewijswaarde van het overgelegde document.
5.5.
Gelet op het vorenstaande, in samenhang bezien, overweegt de rechtbank dat eiser zijn asielrelaas met het door hem overgelegde dagrapport van de politie niet alsnog heeft onderbouwd en dat dit document er ook niet toe leidt dat het rechtmatige geloofwaardigheidsoordeel van verweerder in het bestreden besluit (zie overweging 4.6.) geen stand meer kan houden. Verweerder heeft dus terecht gesteld dat dit in beroep ingebrachte document geen ander licht werpt op de beoordeling van eisers asielrelaas.
Slotsom
6. De slotsom is dat de door eiser aangevoerde beroepsgronden niet leiden tot het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er zich geen asielgrond als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw voordoet. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is gezien het voorgaande ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.