ECLI:NL:RBDHA:2025:11638

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
NL25.18199
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser van Gambiaanse nationaliteit wegens ongeloofwaardigheid van asielmotieven

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een man van Gambiaanse nationaliteit, behandeld. Eiser heeft op 12 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 27 maart 2025 is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing in stand kan blijven, omdat de minister de asielmotieven van eiser ongeloofwaardig heeft bevonden. Eiser stelt dat hij problemen heeft ondervonden met de autoriteiten en rebellen na het vervoeren van illegaal gekapt hout, maar de rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de gestelde problemen niet geloofwaardig zijn. De rechtbank legt uit dat de minister bij de beoordeling van de aanvraag het juiste toetsingskader heeft gehanteerd en dat de beroepsgronden van eiser grotendeels herhalingen zijn van eerdere argumenten die al in de zienswijze zijn aangevoerd. De rechtbank benadrukt dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij nog steeds wordt gezocht door de autoriteiten of dat hij daadwerkelijk bedreigd wordt door de rebellen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.18199

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

van Gambiaanse nationaliteit
geboren op [datum]
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.R. van der Pol),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. K. Nuninga).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag [1] van eiser. Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. De rechtbank beoordeelt het beroep.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De minister heeft ongeloofwaardig kunnen vinden dat eiser problemen heeft met de autoriteiten en rebellen als gevolg van het vervoeren van een partij illegaal gekapt hout. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 12 maart 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 27 maart 2025 afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser stelt dat hij problemen heeft ondervonden tijdens zijn werk als bijrijder op een vrachtwagen. Eiser heeft samen met de chauffeur hout opgehaald in de provincie Foni. Op de terugweg zijn zij bij een controlepost aangehouden door Senegalese soldaten. Eiser is beschuldigd van illegale houtkap en de vrachtwagen en het hout zijn in beslag genomen. Eiser is 20 uur vastgehouden en de volgende dag overgedragen aan Gambiaanse soldaten. Eiser is vervolgens vrijgelaten en heeft enkele uren na zijn vrijlating van de chauffeur en van zijn moeder gehoord dat hij werd bedreigd door MFDC rebellen, die claimden eigenaar te zijn van de in beslag genomen partij hout. Eiser heeft van zijn moeder gehoord dat de autoriteiten ook naar hem op zoek waren. Er zijn soldaten bij eisers moeder aan de deur gekomen en de autoriteiten komen nog maandelijks langs.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen omtrent het vervoeren van de houtlading.
De minister vindt het eerste asielmotief geloofwaardig. Van het tweede asielmotief vindt de minister geloofwaardig dat eiser een partij hout heeft vervoerd en is aangehouden. De minister vindt de gestelde problemen als gevolg daarvan niet geloofwaardig. Eisers verklaringen hierover vormen volgens de minister namelijk geen samenhangend en aannemelijk geheel. Eiser heeft niet concreet gemaakt op welke manier hij werd bedreigd en wat de bedreigingen inhielden. Eiser heeft de bedreigingen slechts gebaseerd op vermoedens. Hij heeft bovendien zelf verklaard dat de autoriteiten hem tijdens het gehoor geloofden toen hij vertelde voor wie hij werkte. Zij hebben hem vervolgens vrijgelaten zonder beperkingen te stellen. Verder heeft eiser volgens de minister op geen enkele manier onderbouwd dat tegen hem een rechtszaak loopt, bijvoorbeeld door stukken te overleggen. De minister wijst er daarnaast op dat de gebeurtenissen meer dan drie jaar geleden hebben plaatsgevonden, waardoor niet aannemelijk is dat de Gambiaanse autoriteiten en/of de rebellen nog naar eiser op zoek zijn. Eiser heeft niet concreet gemaakt op welke manier zijn moeder en zus problemen ondervinden van de Gambiaanse autoriteiten. De gebeurtenis bij de controlepost, de ondervraging en het vasthouden en vrijlaten zijn volgens de minister niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin leidt dit tot een risico op ernstige schade, want de autoriteiten hebben eiser vrijgelaten zonder verdere voorwaarden of beperkingen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij op dit moment nog bedreigingen of problemen ondervindt.
Heeft de minister de asielaanvraag aan het juiste beleid getoetst?
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister de asielaanvraag had moeten toetsen aan Werkinstructie 2014/10, omdat beleid ten tijde van de asielaanvraag niet ten nadele van eiser gewijzigd kan worden. Eiser had het voordeel van de twijfel moeten krijgen met betrekking tot zijn asielrelaas.
6. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt daartoe dat bij asielzaken sprake is van een ex-nunc toetsing. Dit betekent dat de minister bij de beoordeling van de aanvraag moet uitgaan van het recht (inclusief het beleid), zoals dat geldt op het moment van het nemen van het bestreden besluit. De minister heeft daarom het juiste toetsingskader gehanteerd door te toetsen aan WI 2024/6. Eiser heeft verder niet onderbouwd waarom toepassing van het geldend beleid in zijn geval nadelige gevolgen met zich brengt.
Heeft de minister het tweede asielmotief deels ongeloofwaardig kunnen vinden?
7. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte een deel van het tweede asielmotief ongeloofwaardig heeft bevonden. Volgens eiser is het ongeloofwaardig bevonden deel van het relaas een logisch vervolg op het wel geloofwaardig bevonden deel. De partij hout die in beslag genomen is, vertegenwoordigt een financiële waarde, waardoor volgens eiser aannemelijk is dat hij nadien problemen heeft ondervonden. Het asielrelaas van eiser vindt bovendien steun in de overgelegde algemene informatie over illegale houtkap. Verder heeft eiser een logische verklaring gegeven voor het feit dat hij eerst is vrijgelaten en de autoriteiten hem vervolgens toch weer wilden oppakken.
7.1.
De minister werpt volgens eiser verder ten onrechte tegen dat hij slechts via via heeft gehoord dat hij door de autoriteiten wordt gezocht en dat hij geen documenten heeft overgelegd over een strafrechtelijke procedure. Eiser heeft geen reden om te twijfelen aan de informatie van zijn moeder. Bovendien heeft eiser alleen gesteld dat er een strafrechtelijk onderzoek aanhangig is en dat er kennelijk nog geen dagvaarding is uitgebracht. De minister heeft de stelling dat het niet aannemelijk is dat eiser na drie jaar nog steeds wordt gezocht niet onderbouwd.
7.2.
Eiser voert verder aan dat de minister ten onrechte tegenwerpt dat de problemen met de rebellen alleen zijn gebaseerd op vermoedens. Eiser heeft via zijn moeder en de chauffeur gehoord over de bedreigingen en het is duidelijk dat de rebellen een financieel belang hadden bij de inbeslaggenomen partij hout. Daarvoor houden zij eiser verantwoordelijk. Dat de gebeurtenis meer dan drie jaar geleden heeft plaatsgevonden, betekent volgens eiser niet dat hij niets meer heeft te vrezen van de rebellen.
8. De rechtbank stelt allereerst vast dat de beroepsgronden grotendeels een herhaling zijn van wat eiser al in de zienswijze naar voren heeft gebracht. De minister is daarop in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers relaas over de problemen als gevolg van zijn aanhouding en inbeslagname van de partij hout niet geloofwaardig is.
8.1.
De minister heeft daartoe allereerst kunnen overwegen dat de Gambiaanse autoriteiten eiser zonder voorwaarden of beperkingen hebben vrijgelaten. Dat duidt er niet op dat eiser nog in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. De verklaring die eiser hiervoor geeft, is gebaseerd op niet onderbouwde veronderstellingen. De minister heeft er verder op kunnen wijzen dat eiser alleen via zijn moeder heeft gehoord dat de autoriteiten naar hem op zoek waren en bij zijn moeder aan de deur kwamen. Eiser heeft dit niet verder onderbouwd of concreet gemaakt. Nu eiser heeft verklaard dat de autoriteiten maandelijks bij zijn moeder langskomen, mag van eiser verwacht worden dat hij concreter kan uitleggen waarvan de autoriteiten hem zouden beschuldigen en wat de bedreigingen van de autoriteiten precies inhouden. Eisers stelling dat hij geen stukken kan overleggen omdat er kennelijk nog geen dagvaarding is uitgebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Deze stelling berust op vermoedens van eiser. De minister heeft er in de besluitvorming op kunnen wijzen dat eiser contact heeft met zijn moeder en via zijn moeder informatie had kunnen opvragen over de beschuldiging van de autoriteiten. Niet is gebleken dat eiser dat heeft geprobeerd.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de problemen met de rebellen ook ongeloofwaardig kunnen vinden. Eiser is niet rechtstreeks bedreigd, maar heeft van zijn moeder en de chauffeur over de bedreigingen gehoord. De minister heeft er niet ten onrechte op gewezen dat eiser nadien niets meer heeft gehoord van de chauffeur en dat zijn moeder verder geen problemen meer met de rebellen heeft gehad. De minister heeft daarbij ook kunnen betrekken dat de gebeurtenis meer dan drie jaar geleden heeft plaatsgevonden. Eisers stelling dat de partij hout financiële waarde vertegenwoordigt, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft met deze stelling immers niet concreet gemaakt dat de rebellen nog steeds naar hem op zoek zouden zijn.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.
Drenten - Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.