In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 27 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig had beslist op haar asielaanvraag, ondanks een eerdere uitspraak van de rechtbank waarin een termijn was gesteld voor het nemen van een nieuw besluit. De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, ook al was er geen ingebrekestelling gedaan, omdat de minister de gestelde termijn had overschreden. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de minister moet worden betaald, tot een bedrag van € 453,50.