ECLI:NL:RBDHA:2025:11717

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
C/09/668918 / FA RK 24-4769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Amerikaanse geboorteakte en familierechtelijke betrekkingen in het kader van internationaal draagmoederschap

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om erkenning van een Amerikaanse geboorteakte van hun kind, [minderjarige], en de bijbehorende uitspraak van de Superior Court of Washington, County of Clark, waarin hun ouderschap is vastgesteld en het moederschap van de draagmoeder is ontkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers gezamenlijk met het gezag zijn belast en dat de Amerikaanse beslissing en geboorteakte voldoen aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland. De rechtbank heeft geoordeeld dat de erkenning van de Amerikaanse beslissing en geboorteakte niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde en dat het draagmoederschapstraject zorgvuldig is doorlopen. De rechtbank heeft de verzoeken van verzoekers toegewezen, met uitzondering van de verzoeken om inschrijving van de Amerikaanse beslissing en geboorteakte in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand, omdat hieraan geen wettelijke grondslag ten grondslag ligt. De rechtbank heeft wel bepaald dat verzoekers als juridische ouders van [minderjarige] in de Basisregistratie Personen (BRP) geregistreerd worden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-4769
Zaaknummer: C/09/668918
Datum beschikking: 3 juli 2025

Beschikking op het op 21 juni 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,

hierna gezamenlijk verzoekers of wensouders en afzonderlijk [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. T.F.W. Kouwenhoven te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,

zetelend te 's-Gravenhage,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van de ambtenaar van 27 september 2024;
- een F9-formulier van 5 november 2024, met bijlagen, van verzoekers;
- de brief van de ambtenaar van 6 december 2024;
- een F9-formulier van 12 december 2024 van verzoekers;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 januari 2025, kenmerk
KZ-1-5YPFNDL.
Op 22 mei 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers met hun advocaat en [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming. Namens de ambtenaar is niemand verschenen.

Feiten

  • Verzoekers zijn op 17 juni 2017 met elkaar gehuwd
  • [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben de Spaanse nationaliteit. Verzoekers stellen tevens de Britse nationaliteit te hebben.
  • Verzoekers hebben hun kinderwens niet op eigen kracht kunnen verwezenlijken en hebben gekozen voor een hoogtechnologisch draagmoederschap.
  • De draagmoeder is [draagmoeder] , geboren op [geboortedatum 1] 1983. Zij is Amerikaans burger en is ongehuwd.
  • Verzoekers hebben met de draagmoeder een draagmoederschapsovereenkomst opgesteld, ‘Agreement’ en deze 26 juli 2022 ondertekend.
  • De draagmoeder is na een ivf-behandeling in verwachting geraakt. Er is daarbij een embryo bij de draagmoeder geplaatst, waarbij er gebruik is gemaakt van een zaadcel van [verzoeker 2] en een eicel van een bekende eiceldonatrice [eiceldonatrice] , geboren op [geboortedatum 2] 1998, zoals blijkt uit de verklaring van de ivf-arts [naam 2] , M.D, van het [kliniek] van 27 juli 2023 in samenhang met de donorovereenkomst ‘Recipients of Donor Eggs’, getekend op 14 december 2021 en de gegevens verstrekt door het [kliniek] .
  • Op [geboortedatum 3] 2023 is te [plaats 1] , [county] , [staat] , Verenigde Staten van Amerika (VS), uit de draagmoeder geboren [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ).
  • [minderjarige] is Amerikaans burger.
  • Onder de stukken bevindt zich een originele op 17 oktober 2023 afgegeven geboorteakte van [minderjarige] , waarop verzoekers als ouders worden vermeld, welke akte is voorzien van een apostille.
  • Op 22 augustus 2023 heeft de Superior Court of Washington, County of Clark, VS, een Final Pre-Birth Parentage Order - Gestational Surrogacy or Assisted Reproduction gegeven, inhoudende:
‘The Court approved Findings and Conclusions for this case and now orders:
1.
Parentage Decision
Parentage is decided as follows:
o
Intended Parent (Full name):[verzoeker 2]is a legal parent of the child conceived through surrogacy or assisted reproduction with all the rights and duties of a natural or adoptive parent.
o
Intended Parent (Full name):[verzoeker 1]is a legal parent of the child conceived through surrogacy or assisted reproduction with all the rights and duties of a natural or adoptive parent.
o
Surrogate (Full name):[draagmoeder]is not a parent of the child conceived through surrogacy.
(…)
2.
Birth Record
The state registrar of vital statistics shall list the parents as decided above on the child’s birth certificate and any other birth record.
3.
This order cannot be enforced (is stayed) until birth of the child conceived through gestational surrogacy or assisted reproduction.
4.
Other Orders (if any)
A.
[draagmoeder] voluntarily relinquished any right she may have to the child.
B.
Petitioners shall have full legal and physical custody of the child upon birth.
C.
The child’s name shall be as determined by Petitioners.
D.
As the legal parents upon birth, Petitioners shall have the right to obtain the child’s United States Passport or any other travel documents, and travel domestically and internationally with the child.
E.
As the legal parents of the child upon birth, Petitioners shall have the right to obtain medical insurance for the child, just as they would any child born to them.
F.
Because of the urgent need for an accurate birth certificate in a surrogacy delivery, [naam 3] and/or [naam 4] , as the legal representatives of Petitioners, shall have full authority to obtain copies of the child’s birth certificate from [staat] Vital Records and VitalChek on Petitioners’ behalf, and [staat] Vital Records and VitalChek are hereby ordered and directed to issue copies of the child’s birth certificates to [naam 3] and/or [naam 4] upon request.
G.
The hospital at which the birth occurs is ordered and directed to report the birth the child, under the name as determined by Petitioners, and with the names of [verzoeker 2] and [verzoeker 1] as her exclusive legal parents, in accordance with this Final Pre-birth Parentage Order.’
  • [minderjarige] verblijft sinds haar geboorte bij verzoekers.
  • Uit een overgelegde deskundigenrapportage Rechtsgeldig Verwantschapsonderzoek van 13 juni 2024, verricht door Verilabs, blijkt dat de waarschijnlijkheid van het vaderschap van [verzoeker 2] over [minderjarige] 99,9% is.
  • De Raad heeft in zijn rapport van 18 januari 2025 geadviseerd dat het in het belang van [minderjarige] is dat de door verzoekers ingediende verzoeken worden gehonoreerd.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank:
voor recht verklaart dat de geboorteakte van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 3] 2023 te [plaats 1] , [county] , [staat] , Verenigde Staten van Amerika, waarop de namen van verzoekers worden vermeld als vaders, naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats 2] ;
voor recht verklaart dat de op 22 augustus 2023 door de Superior Court of Washington, County of Clark, gedan uitspraak met betrekking tot de vaststelling van het vaderschap [verzoeker 2] , de vaststelling van het vaderschap van [verzoeker 1] , de ontkenning van het moederschap van [draagmoeder] , naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats 2] ;
de inschrijving gelast van de geboorteakte van [minderjarige] in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats 2] ;
inschrijving gelast van de uitspraak van de Superior Court of Washington van 22 augustus 2023 in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats 2] ;
vast te stellen dat uit de uitspraak van de Superior Court of Washington van 22 augustus 2023 voortvloeit dat verzoekers het ouderlijk gezag over [minderjarige] gezamenlijk uitoefenen althans verzoekers te belasten met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] ;
de griffier te gelasten een afschrift van deze beschikking te doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van het gezamenlijk gezag van verzoekers over [minderjarige] .
De ambtenaar heeft zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt bij zijn schrijven van 27 september 2024 en 6 december 2024.

Beoordeling

Rechtsmacht
De rechtbank heeft op grond van artikel 3 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rechtsmacht om van de verzoeken kennis te nemen, nu verzoekers hun woonplaats in Nederland hebben.
De positie van de draagmoeder
De draagmoeder en haar partner kunnen in beginsel als belanghebbenden als bedoeld in artikel 798 Rv worden aangemerkt. De rechtbank zal de draagmoeder niet als belanghebbende aanmerken. Dit gelet op de hierboven vastgestelde feiten waaronder de draagmoederschapsovereenkomst en het feit dat het draagmoederschapstraject zoals hieronder zal blijken met de nodige zorgvuldigheid is doorlopen. De rechtbank zal daarom geen afschrift van de uitspraak aan de draagmoeder toesturen.
Verzoeken onder I. en III.: verklaringen voor recht en de inschrijfbaarheid van de geboorteakte
Toepasselijk recht
Nu wordt verzocht om voor recht te verklaren dat de Amerikaanse geboorteakte en de daarbij behorende Amerikaanse beslissing voor erkenning in aanmerking komen en naar hun aard vatbaar zijn voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’sGravenhage, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:26 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een ieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
Het belang van verzoekers is erin gelegen dat zij in Nederland als wettig ouders van [minderjarige] zullen worden erkend en geregistreerd. Dit is een gerechtvaardigd belang zodat aan verzoekers een beroep op artikel 1:26 BW toekomt.
Uit de door de ambtenaar overgelegde brieven blijkt dat de ambtenaar zich ten aanzien van de toetsing van de voorwaarden in het kader van het traject van draagmoederschap refereert aan het oordeel van de rechtbank. De ambtenaar betwist ook niet dat de Amerikaanse akte en uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorwaarden door een daartoe bevoegde instantie zijn opgemaakt en dat de daarmee tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen na toetsing door deze rechtbank voor erkenning in Nederland in aanmerking kunnen komen. De ambtenaar voert wel verweer tegen de stelling van verzoekers dat de buitenlandse geboorteakte kan worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Dit verweer zal hieronder onder het kopje “
Amerikaanse beslissing en Amerikaanse geboorteakte naar hun aard vatbaar voor opname in de registers van de burgerlijke stand?” worden besproken.
Erkenning Amerikaanse beslissing
De rechtbank zal eerst beoordelen of de uit de Amerikaanse beslissing voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen hier te lande van rechtswege worden erkend. De rechtbank zal in dit kader de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling (naar analogie) toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
Op grond van artikel 10:100 lid 1 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd (lid 2).
Uitgangspunt van de wet is dat de Amerikaanse beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld tussen verzoekers en [minderjarige] worden erkend. Dit is slechts anders indien er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land, aan de beslissingen geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissingen onverenigbaar is met de openbare orde.
Uit de Amerikaanse beslissing volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en rechtspleging. Nu het draagmoederschap in Amerika heeft plaatsgevonden en de draagmoeder daar woonachtig is bestond er voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter bovendien voldoende aanknoping. In deze zaak gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals vastgesteld in Amerikaanse beslissing.
Openbare orde exceptie: zorgvuldig draagmoederschapstraject?
De rechtbank acht het in het kader van de openbare ordetoets van belang om te beoordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie. Nu de wensouders in de Amerikaanse beslissing als ouders zijn aangemerkt van [minderjarige] dient hierbij naar het oordeel van de rechtbank met name te worden gekeken of de belangen van het kind, de draagmoeder en de eiceldonatrice voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Op grond van de overgelegde stukken komt de rechtbank tot het oordeel dat het draagmoederschapstraject dat verzoekers in [staat] , VS, hebben doorlopen zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De naam van de draagmoeder en haar contactgegevens zijn bekend. Verzoekers hebben contact met de draagmoeder en zij houden elkaar op de hoogte van eventuele adreswijzigingen zodat [minderjarige] op het moment dat zij daaraan toe is en daar behoefte aan heeft, contact met haar kan opnemen. Tussen verzoekers en het [kliniek] is een ‘Recipients of Donor Eggs’ overeenkomst gesloten, getekend op 14 december 2021. De naam van de eiceldonatrice is bij verzoekers bekend. Ook met de eiceldonatrice hebben verzoekers contact. Zij houden haar op de hoogte over de ontwikkeling van [minderjarige] , waarbij foto’s worden uitgewisseld. Zij hebben ook afgesproken elkaar op de hoogte te houden van actuele contactgegevens, zodat [minderjarige] ook met haar contact kan opnemen op het moment dat [minderjarige] daar behoefte aan heeft. Voor [minderjarige] is haar volledige ontstaansgeschiedenis te achterhalen.
De draagmoeder heeft blijkens de draagmoederschapsovereenkomst in de VS de mogelijkheid gehad juridisch advies te ontvangen van haar eigen advocaat. De draagmoeder heeft gedurende het traject de mogelijkheid gehad tot psychologische bijstand en voor haar was eveneens medische zorg geregeld.
Uit de overeenkomst met de eiceldonatrice blijkt dat zij is gescreend door het [kliniek] . De rechtbank gaat ervan uit dat deze screening en goedkeuring mede omvat dat de eiceldonatrice onder andere een medische en psychologische evaluatie en juridische bijstand heeft gehad.
Gebleken is dat het juridisch ouderschap van verzoekers over [minderjarige] is vastgesteld op grond van de beslissing van 22 augustus 2023 van de Superior Court of Washington, County of Clark, VS, een en ander in overeenstemming met de wetgeving van Washington, VS. De rechtbank kwalificeert deze Amerikaanse beslissing als een ‘ontkenning van het moederschap’ van de draagmoeder en een bevestiging van het ouderschap van verzoekers over [minderjarige] . Hoewel de Nederlandse wet niet de ontkenning van het moederschap kent van de moeder, uit wie het kind geboren is - de ‘geboortemoeder’ -, kent de wet wel de mogelijkheid om de familierechtelijke betrekking met de geboortemoeder te beëindigen, namelijk langs de weg van adoptie. Het enkele feit dat een beslissing van een buitenlandse rechter niet overeenstemt met bepalingen uit het Nederlands recht, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Amerikaanse beslissing van 22 augustus 2023, waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekers en [minderjarige] zijn vastgesteld, in Nederland wordt erkend.
Erkenning Amerikaanse geboorteakte
Voor de vraag of de Amerikaanse geboorteakte erkend kan worden, zal de rechtbank de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen.
In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW opgenomen erkenningsregeling van overeenkomstige toepassing verklaard op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
Verzoekers hebben verzocht om de Amerikaanse geboorteakte in Nederland te erkennen.
De rechtbank stelt vast dat voor [minderjarige] een Amerikaanse geboorteakte is opgemaakt, waarin de wensouders – overeenkomstig de Amerikaanse beslissing die in Nederland wordt erkend – als ouders zijn opgenomen. De geboorteakte is voorzien van een apostille. Niet in geschil is dat dit door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is gedaan. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat aan de in de geboorteakte neergelegde rechtsfeiten geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan. Daarom gaat het ook ten aanzien van deze Amerikaanse geboorteakte om de vraag of erkenning van de uit de Amerikaanse geboorteakte voortvloeiende afstammingsrelaties tussen [minderjarige] en de beide vaders en het ontbreken van een afstammingsrelatie met de geboortemoeder kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde, zoals bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c BW.
Openbare orde exceptie?
De rechtbank stelt het volgende voorop. Dat er sprake is van kennelijke onverenigbaarheid met de openbare orde, zoals opgenomen in artikel 10:100 lid 1 sub c BW, mag niet snel worden aangenomen. De exceptie van de Nederlandse openbare orde – waaronder kunnen worden verstaan de beginselen van waarden van juridische, sociale of morele aard, die in de eigen rechtsorde fundamenteel worden geacht – mag slechts als ultimum remedium worden ingezet. Met andere woorden: er moet sprake zijn van zulke fundamentele waarden, waarmee dat toepasselijke buitenlands recht strijdig is, dat dit recht niet wordt toegepast. Bij fundamentele waarden en normen uit de Nederlandse rechtsorde moet bijvoorbeeld gedacht worden aan het beginsel van non-discriminatie, de gelijke behandeling van man en vrouw en het recht op bescherming van het privé- en gezinsleven. Daarom wordt een beroep op de openbare orde alleen in uitzonderlijke gevallen gegrond geacht. De invulling van de vraag of sprake is van strijd met de openbare orde wordt bovendien beïnvloed door ontwikkelingen in de maatschappij en de rechtspraak.
Uit de Memorie van Toelichting,
Kamerstukken II1995/96, 24649, nr. 3(hierna: MvT), blijkt dat de wetgever destijds, bij het bepalen van de term “moeder” van het kind ook heeft stilgestaan bij de bijzondere wijzen van voortplanting. De MvT zegt daarover op pagina 7:

De moeder van het kind is de vrouw die het kind heeft gebaard, ook als het genetische materiaal waaruit het kind is ontstaan, niet van haar afkomstig is. Het gaat mij te ver om, nu er technische mogelijkheden tot embryodonatie zijn voor alle gevallen het vaste uitgangspunt ten aanzien van het moederschap te vervangen door een vermoeden van moederschap dat zonodig door de vrouw die het kind heeft gebaard of het kind en eventueel door de vader kan worden ontkracht. Het gegeven dat de vrouw op deze wijze een kind wilde krijgen, de zwangerschap en de geboorte vormen voor deze opvatting voldoende grondslag.” Er is destijds, dus al in 1995, door de wetgever nagedacht over een mogelijkheid om het vaste uitgangspunt dat de moeder van het kind altijd de vrouw is uit wie het kind geboren is, te verlaten. Daar is weliswaar vanaf gezien, maar het idee dat de moeder een ander kan zijn, was geaccepteerd.
Hoewel destijds is afgezien van het aanpassen van de wet, worden wel al stappen gezet om dat later mogelijk alsnog te doen, ingegeven door de toename van het aantal kinderen dat geboren wordt middels hoogtechnologisch draagmoederschap. Op dit moment is er een wetsvoorstel aanhangig, namelijk het “Wetsvoorstel Wet kind, draagmoederschap en afstamming” (36390). De rechtbank verwijst in dit kader ook naar de Memorie van Toelichting behorende bij dit wetsvoorstel. Hierin wordt een regeling getroffen waarin de wensouders vanaf de geboorte als ouders op de geboorteakte staan vermeld. In de toelichting wordt vermeld dat de Nederlandse openbare orde zich niet langer verzet tegen het niet vermeld staan van een geboortemoeder op de geboorteakte. Wel moet de identiteit van de geboortemoeder op termijn voor het betrokken kind te achterhalen zijn. Dit geldt ook voor de overige gegevens betreffende de genetische afstamming, zoals die van de eiceldonatrice.
Uit het voorgaande blijkt dat ook in Nederland zelf de opvattingen over wie als ouder op een geboorteakte moet worden vermeld zijn veranderd en dat serieus wordt gewerkt aan een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt dat – net zoals op de vervangende geboorteakte van [minderjarige] – op de geboorteakte geen geboortemoeder staat, maar in diens plaats een wensouder. Dat alleen al is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om te oordelen dat een dergelijke geboorteakte niet strijdig is met de Nederlandse openbare orde.
Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de vervangende geboorteakte van [minderjarige] , met de daarin vastgelegde familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming, van rechtswege in Nederland kan worden erkend.
Amerikaanse beslissing en Amerikaanse geboorteakte naar hun aard vatbaar voor opname in de registers van de burgerlijke stand?
Vervolgens moet worden beoordeeld of, zoals verzoekers stellen en de ambtenaar betwist, de Amerikaanse beslissing en de Amerikaanse geboorteakte naar hun aard vatbaar zijn voor opname in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats 2] .
Volgens de ambtenaar komen de geboorteakte van [minderjarige] en de Amerikaanse beslissing niet in aanmerking voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden die in artikel 1:25 lid 1 onder a en b en lid 2 BW worden gesteld. [minderjarige] is geen Nederlander (geweest), zij heeft geen rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000 en evenmin moet er op grond van enige bepaling van boek 1 BW een latere vermelding aan de akte van geboorte worden toegevoegd. De ambtenaar verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank van 7 november 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:18379). Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de ambtenaar van mening is dat de vervangende geboorteakte waarop verzoekers als ouders staan geregistreerd ook niet voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand in aanmerking komt, omdat – kort gezegd – de geboortemoeder daarop ontbreekt.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 1: 26 BW ertoe strekt dat jegens iedereen de geldigheid kan worden vastgesteld van feiten betreffende de burgerlijke staat die in buitenlandse akten of rechterlijke uitspraken zijn neergelegd. De vraag of [minderjarige] al dan niet voldoet aan de voorwaarden die artikel 1: 25 BW aan inschrijving in de registers van de burgerlijke stand stelt – die vraag wordt hieronder beantwoord –, staat los van de vraag of de Amerikaanse beslissing en Amerikaanse geboorteakte
naar hun aardvatbaar zijn voor opname in de registers van de burgerlijke stand, zoals bedoeld in artikel 1: 26 BW.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de Amerikaanse beslissing overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en dat de daarin neergelegde familierechtelijke betrekkingen naar hun aard in zijn algemeenheid vatbaar zijn voor opname in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
Ten aanzien van de geboorteakte en het enkele feit dat hierop de draagmoeder ontbreekt, overweegt de rechtbank dat dit in beginsel niet in de weg staat aan inschrijving van de Amerikaanse vervangende geboorteakte in de registers van geboorte van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats 2] . De rechtbank verwijst hierbij naar haar overwegingen in eerdere uitspraken waarin deze materie uitgebreid aan de orde is gekomen (vergelijk rechtbank Den Haag 29 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:6851 en ECLI:NL:RBDHA:2024:9058).
In zoverre zijn de Amerikaanse beslissing en de Amerikaanse geboorteakte dan ook naar hun aard vatbaar voor opname in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
Inschrijfbaarheid van Amerikaanse beslissing en Amerikaanse geboorteakte?
Ter beoordeling ligt ook voor of er een wettelijke grondslag is om de Amerikaanse beslissing waarin familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld tussen verzoekers en [minderjarige] en de geboorteakte van [minderjarige] in te laten schrijven in een Nederlands register van de burgerlijke stand en daarmee de ambtenaar te gelasten deze inschrijvingen te doen.
Juridisch kader
Artikel 1:25 BW bepaalt het volgende:
1. Buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akten van geboorte, huwelijksakten, akten van registratie van een partnerschap en akten van overlijden worden op bevel van het openbaar ministerie of op verzoek van een belanghebbende ingeschreven in de registers onderscheidenlijk van geboorten, van huwelijken, van geregistreerde partnerschappen en van overlijden van de gemeente [plaats 2] , indien:
a. de akte een persoon betreft die op het ogenblik van het verzoek Nederlander is of te eniger tijd Nederlander dan wel Nederlands onderdaan niet-Nederlander is geweest;
b. de akte een persoon betreft die rechtmatig verblijft op grond van artikel 8, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000.
2. Buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akten van geboorte worden op bevel van het openbaar ministerie of op verzoek van een belanghebbende ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente [plaats 2] , indien de akte een persoon van vreemde nationaliteit betreft en op grond van enige bepaling van dit boek een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd.
Artikel 1:20 BW bepaalt – kort gezegd- dat de ambtenaar aan de onder hem berustende akten van de burgerlijke stand latere vermeldingen toevoegt van rechterlijke uitspraken die een vaststelling ouderschap inhouden. Op grond van artikel 1:20b BW worden door de ambtenaar ook van buitenlandse akten en uitspraken die in Nederland worden erkend en een overeenkomstige uitwerking hebben als bedoeld in artikel 20 een latere vermelding toegevoegd aan de desbetreffende in de registers van de burgerlijke stand hier te lande voorkomende geboorteakte.
Vaststaat dat [minderjarige] geen Nederlander is en dat zij het Nederlanderschap ook niet ontleent aan verzoekers. Zij hebben immers niet de Nederlandse nationaliteit. [minderjarige] valt ook niet onder de bedoelde personen in de Vreemdelingwet 2000. Dan resteert de vraag of op grond van “dit boek”, dat wil zeggen: Boek 1 BW, een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd (artikel 1: 25 lid 2 BW). De rechtbank is van oordeel dat hiervoor in Boek 1 geen grondslag aanwezig is.
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat wel sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:25 lid 2 BW in samenhang met artikel 1:20 lid 1 BW. Bij erkenning van de Amerikaanse uitspraak moet deze volgens verzoekers als latere vermelding worden ingeschreven, zodat dit met zich brengt dat ook de geboorteakte moet worden ingeschreven, aldus verzoekers.
Deze stelling wordt door de rechtbank niet gevolgd. Vaststaat immers dat geen geboorteakte in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand van [minderjarige] aanwezig is. Op grond van artikel 1:20 BW kan dan ook geen latere vermelding door de ambtenaar worden opgemaakt. Daarnaast blijkt uit de wetsgeschiedenis dat artikel 1:25 lid 2 BW waarin is opgenomen dat “op grond van enige bepaling van dit boek een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd” alleen ziet op de situatie dat naar aanleiding van een rechtsfeit dat zich in Nederland heeft voorgedaan op grond van artikel 1:20 BW een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd (MvT 20577, 1987-1988). Artikel 1:20 BW vormt naar het oordeel van de rechtbank geen zelfstandige grond voor inschrijving van de geboorteakte van [minderjarige] .
Verzoekers hebben zich in dat kader op het standpunt gesteld dat een op artikel 1:26 BW gegeven uitspraak waarbij een buitenlandse akte en uitspraak wordt erkend op zichzelf reeds een Nederlands rechtsfeit vormt die op grond van artikel 1:20 BW als latere vermelding voor inschrijving vatbaar is. Op de zitting is namens verzoekers deze stelling nog nader toegelicht met de stelling dat – nu verzoekers in het kader van een draagmoederschapsconstructie voor juridische beoordeling van de zorgvuldigheidseisen noodgedwongen naar de rechter moeten – een Nederlands rechtsfeit is ontstaan.
Ook deze stelling van verzoekers wordt door de rechtbank niet gevolgd. Een op grond van artikel 1:26 BW gegeven verklaring voor recht is slechts een verklaring voor recht ten aanzien van een in het buitenland plaatsgevonden rechtsfeit. Deze verklaring voor recht levert geen rechtsfeit op dat zich in Nederland heeft voorgedaan.
Verzoekers hebben in dit kader ook nog verwezen naar artikel 1:26b BW waarin expliciet wordt bevestigd dat, bij de verklaring voor recht inzake erkenning en inschrijving van een buitenlandse uitspraak op voet van artikel 1:26 BW, tevens inschrijving van de voorliggende geboorteakte kan worden bevolen. Ook deze stelling van verzoekers volgt de rechtbank niet. In artikel 1:26b BW is opgenomen dat, indien geen akte in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand is opgenomen, deze rechtbank bij haar beschikking
overeenkomstig artikel 1:25 BWde inschrijving van een daarvoor in aanmerking komende, in het buitenland opgemaakte akte in de registers van de burgerlijke stand te [plaats 2] kan gelasten. Zoals hiervoor is overwogen biedt artikel 1:25 BW geen grondslag om de akte van [minderjarige] te laten inschrijven in een Nederlands register van de burgerlijke stand, zodat de rechtbank de ambtenaar niet op grond van deze bepaling kan gelasten de vervangende geboorteakte van [minderjarige] in te schrijven.
Verzoekers hebben daarnaast nog verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad van
13 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6095. Verzoekers zijn van mening dat uit deze uitspraak van de Hoge Raad kan worden opgemaakt dat, als er een verklaring wordt afgegeven op grond van artikel 1:26 BW, dit een zelfstandige grond oplevert voor inschrijving. Lokale regels over inschrijving zijn dan niet meer leidend voor de vraag of inschrijving moet plaatsvinden, aldus verzoekers.
De rechtbank volgt verzoekers niet in hun stelling dat uit voornoemde uitspraak van de Hoge Raad zou volgen dat een op grond van artikel 1:26 BW afgegeven verklaring voor recht betekent dat inschrijving van een buitenlandse geboorteakte in het register van de burgerlijke stand te [plaats 2] moet plaatsvinden. De Hoge Raad overweegt in rechtsoverweging 3.4.2
“Dit onderstreept eveneens dat de verklaring voor recht op zichzelf staat ten opzichte van de daadwerkelijke vermelding in een register van de burgerlijke stand van het feit waarop de verklaring betrekking heeft”en verderop in dezelfde rechtsoverweging. dat
“de strekking van de regeling van art. 1:26 BWA niet is de daadwerkelijke opneming van het desbetreffende feit in een register van de burgerlijke stand te bewerkstelligen, maar de vaststelling te verkrijgen van de geldigheid van dat rechtsfeit jegens een ieder”.
Uit de uitspraak van de Hoge Raad volgt dan ook enkel dat zonder inschrijving in het register ook een verklaring voor recht kan worden afgegeven.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er zich geen situatie voordoet die op grond van enige bepaling in Boek 1 BW moet leiden tot toevoeging van een latere vermelding aan de akte van geboorte. Ook anderszins is geen wettelijke grondslag aanwezig om de ambtenaar te gelasten de Amerikaanse beslissing en de Amerikaanse geboorteakte in te schrijven in het Nederlandse geboorteregister van de burgerlijke stand te [plaats 2] .
Conclusies
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de verzochte verklaringen voor recht onder I. en II. zal toewijzen. Het verzoek onder III. en IV. om de ambtenaar te gelasten de Amerikaanse beslissing en Amerikaanse geboorteakte in te schrijven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand wordt afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat deze beschikking wel een brondocument oplevert voor inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Verzoekers worden op deze wijze als de juridische ouders van [minderjarige] in de BRP geregistreerd.
Het verzoek onder V. en VI.: Het gezag
Verzoekers verzoeken de rechtbank primair vast te stellen dat zij gezamenlijk zijn belast met het gezag over [minderjarige] en om een aantekening te gelasten in het gezagsregister waaruit blijkt dat verzoekers zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Dit verzoek impliceert een verzoek van verzoekers om de Amerikaanse beslissing ten aanzien van het gezag eveneens in Nederland te erkennen.
Toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, zal de rechtbank naar Nederlands recht beslissen op het verzoek ten aanzien van het gezag.
De rechtbank stelt voorop dat zij de Amerikaanse beslissing – zoals hiervoor al is overwogen – kwalificeert als een beslissing waarin het ouderschap van de draagmoeder is ontkend en het ouderschap van verzoekers is bevestigd. In deze beslissing is tevens bepaald dat verzoekers beiden zijn belast met gezagsrechten. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verzoekers zijn belast met gezagsrechten. De rechtbank zal dan ook een versta-clausule opnemen.
Erkenning buitenlandse beslissing ten aanzien van gezag
Juridisch kader
Nu de beslissing(en) niet in een EU-lidstaat zijn gegeven en evenmin in een staat die partij is bij het HKBV 1996 noch de verordening Brussel IIter noch het HKBV 1961 dient de rechtbank eerst vast te stellen welk recht van toepassing is op de vraag of de Amerikaanse gezagsbeslissing(en) voor erkenning in aanmerking komen. In dit geval dient te worden teruggevallen op het nationale internationaal privaatrecht om de erkenningsvraag te beantwoorden. De regel omtrent de erkenning is in het Nederlandse recht ongeschreven. Zij houdt in dat een beslissing in Nederland voor erkenning in aanmerking komt indien voldaan is aan vier cumulatieve vereisten:
1. de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is (waarbij aansluiting kan worden gezocht bij de bevoegdheidsgronden uit de verordening Brussel IIter of het HKBV 1996);
2. de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging (zoals bedoeld in artikel 6 EVRM);
3. de erkenning van de buitenlandse beslissing is niet in strijd met de Nederlandse openbare orde;
4. de buitenlandse beslissing is niet onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de Amerikaanse beslissing aan alle vier de vereisten voldoet. Zoals hiervoor is overwogen, heeft het draagmoederschapstraject in de VS plaatsgevonden en woont de draagmoeder in de VS. De bevoegdheid van de Amerikaanse rechtbank om te beslissen over het gezag, berust derhalve op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is. Daarnaast heeft de rechtbank hiervoor ook al overwogen dat er geen aanwijzingen zijn dat aan de Amerikaanse beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan. Verder is niet gebleken dat de erkenning van de beslissing van de Amerikaanse rechtbank in strijd is met de Nederlandse openbare orde of dat er sprake is van tussen partijen gegeven beslissingen van de Nederlandse rechter dan wel van een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust.
Het voorgaande betekent dat de beslissing van de Amerikaanse rechtbank waarin verzoekers met het gezag over [minderjarige] zijn belast in Nederland wordt erkend. Daarmee staat vast dat zij samen met het gezag over [minderjarige] zijn belast. Vanwege het bepaalde in artikel 16 lid 3 HKBV 1996 is dat gezag in stand gebleven toen verzoekers met [minderjarige] naar Nederland kwamen.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank aan het subsidiaire verzoek om verzoekers gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te belasten niet toe.
Gezagsregister
Op grond van artikel 2 aanhef en onder c van het Besluit gezagsregisters komen strikt genomen alléén buitenlandse beslissingen die van rechtswege (dus op grond van artikel 23 Haags kinderbeschermingsverdrag 1996, artikel 7 van het oudere Haags kinderbeschermingsverdrag van 1961, artikel 21 verordening Brussel II-bis of artikel 30 Brussel II ter), dus zonder dat daartoe enigerlei procedure vereist is, kunnen worden erkend, voor inschrijving in het gezagsregister in aanmerking. Uit de nota van toelichting bij het (gewijzigde) Besluit gezagsregisters volgt dat deze keuze is gemaakt, omdat in de praktijk de behoefte wordt gevoeld om ook buitenlandse beslissingen in het gezagsregister te vermelden. De reden dat alleen beslissingen die van rechtswege worden erkend in het Besluit zijn opgenomen ziet er uitsluitend op dat ten aanzien van die beslissingen geen inhoudelijke toets aangaande de erkenning hoeft te worden uitgevoerd, zodat de griffiers van de verschillende rechtbanken in staat kunnen worden geacht deze aantekening te verwerken.
In de praktijk wordt evenwel een gelijke behoefte gevoeld om buitenlandse beslissingen in het gezagsregister te vermelden waarvan de erkenning door de Nederlandse rechter is uitgesproken. Dit geldt ook voor de buitenlandse beslissingen waarin niet met zoveel woorden een uitspraak is gedaan over het gezag, maar wel over het juridisch ouderschap van waaruit (van rechtswege) het gezag is ontstaan. Ook nadat de Nederlandse rechter in een uitspraak inhoudelijk heeft getoetst of de betreffende buitenlandse beslissing voor erkenning in aanmerking komt, kunnen de griffiers van de verschillende rechtbanken in staat worden geacht de aantekening van die buitenlandse (gezags)beslissing in combinatie met de Nederlandse erkenningsbeslissing te verwerken. De rechtbank ziet dan ook aanleiding artikel 2 aanhef en onder c van het Besluit gezagsregisters analoog toe te passen en zal de griffier gelasten om deze uitspraak, als die onherroepelijk is geworden, aan het gezagsregister toe te zenden zodat er een aantekening van de Amerikaanse beslissing van
22 augustus 2023 en van deze beschikking in het gezagsregister kan worden gemaakt.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat de Amerikaanse geboorteakte van 17 oktober 2023 van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 3] 2023 te [plaats 1] , [county] , [staat] , VS, waarop verzoekers als ouders worden vermeld, van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente
[plaats 2] ;
*
verklaart voor recht dat de uitspraak van de Superior Court of Washington , County of Clark, VS, van 22 augustus 2023, waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoekers en [minderjarige] zijn vastgesteld en het moederschap van de draagmoeder is ontkend, van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand;
*
stelt vast dat verzoekers gezamenlijk zijn belast met het gezag over [minderjarige] ;
*
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de buitenlandse beslissing van de Superior Court of Washington, County of Clark, VS, van 22 augustus 2023 en deze beschikking van heden, waaruit volgt dat verzoekers vanaf [geboortedatum 3] 2023 belast zijn met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] ;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, rechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2025.