In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. De aanvraag was ingediend voor het doel van verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent, die in Nederland verblijft. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 16 februari 2024 afgewezen, met als reden dat er geen duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent zou zijn. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de minister handhaafde zijn standpunt in het bestreden besluit van 23 september 2024.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres, referent en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister de hoorplicht heeft geschonden door eiseres niet te horen over haar bezwaren. Eiseres heeft bewijsstukken overgelegd die haar claim van een duurzame en exclusieve relatie ondersteunen, waaronder een huwelijksakte en verlovingsfoto's. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de relatie tussen eiseres en referent en dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in overeenstemming is met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.814,-, en tot vergoeding van het griffierecht van € 187,- aan eiseres.