ECLI:NL:RBDHA:2025:11798
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking voorlopige voorziening inzake rechtmatig verblijf
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 april 2025, wordt het verzoek van een Marokkaanse verzoeker om een proceskostenveroordeling afgewezen. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor inschrijving in de Basisregistratie Personen (Brp) bij de gemeente Zoetermeer, maar deze was geweigerd omdat er geen rechtmatig verblijf zou zijn. Na een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter op 19 februari 2025, waarin het bestreden besluit werd geschorst, heeft de verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken. Dit gebeurde nadat de gemeente besloot om de verzoeker met ingang van 12 maart 2025 in te schrijven in de Brp, omdat hij rechtmatig verblijf had tot de beslissing van de IND op zijn aanvraag voor verblijf bij zijn zus.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de gemeente niet verplicht was om de verzoeker in te schrijven in de Brp. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat de gemeente niet is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de verzoeker. De uitspraak benadrukt dat de beoordeling van proceskostenveroordelingen in voorlopige voorzieningenprocedures afhankelijk is van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is om de gemeente te veroordelen in de proceskosten, en wijst het verzoek af.