ECLI:NL:RBDHA:2025:11822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
NL25.20772
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlenging overdrachtstermijn Dublin

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 30 april 2025. Met dat besluit heeft verweerder de termijn voor de overdracht van eiser aan Bulgarije in het kader van de Dublinverordening tot achttien maanden verlengd. Eiser, geboren in 1995 en van Syrische nationaliteit, had op 9 oktober 2024 een tweede asielaanvraag ingediend in Nederland. Verweerder heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling. Eiser voert aan dat het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd is en dat de Bulgaarse autoriteiten de overdracht niet accepteren. De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar verweerder niet. De rechtbank concludeert dat de verlenging van de overdrachtstermijn op goede gronden is gebeurd, omdat eiser doelbewust onderduikte om de overdracht te voorkomen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit voldoende is gemotiveerd en dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.20772

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S. de Schutter),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 30 april 2025. Met dat besluit heeft verweerder de termijn voor de overdracht van eiser aan Bulgarije in het kader van de Dublinverordening tot achttien maanden verlengd.
1.1
Op 12 juni 2025 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
1.2
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 18 juni 2025 op zitting behandeld.
Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Als tolk was aanwezig D.H.A. Ahmed. Verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbankWaar gaat deze zaak over?

2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1995. Eiser heeft de Syrische nationaliteit. Op
9 oktober 2024 heeft eiser in Nederland een tweede asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag. [1] Met het bestreden besluit heeft verweerder de termijn voor de overdracht aan Bulgarije verlengd overeenkomstig artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening vanwege onderduiken.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert allereerst aan dat uit het bestreden besluit niet blijkt wat de reden is geweest voor de verlenging van de overdrachtstermijn. Verweerder is wel gehouden dit kenbaar in het besluit te motiveren, waardoor er sprake is van een motiveringsgebrek. Daarnaast wilde verweerder eiser overdragen aan Bulgarije op 30 april 2025, terwijl uit de e-mail van de Dublin Unit Bulgarije van 31 maart 2025 blijkt dat de Bulgaarse autoriteiten deze overdracht niet accepteren. Gelet hierop kon geen sprake meer zijn van een rechtmatige overdracht aan Bulgarije op 30 april 2025, waardoor de overdrachtstermijn niet verlengd kon worden. Verder volgt uit de uitspraak van de Raad van State van
14 december 2022 [2] dat het verlengen van de overdrachtstermijn alleen rechtmatig is indien de verzoeker is ondergedoken als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening. Ook verwijst eiser naar het arrest Jawo [3] , de Vreemdelingencirculaire [4] en de WBV 2020/22. Van een doelbewust buiten het bereik blijven van de nationale autoriteiten is in het geval van eiser geen sprake. Eiser was ten tijde van het bestreden besluit nooit uit het AZC vertrokken. Eiser heeft ook ernstige medische problemen, specifiek een trombosebeen, en heeft daardoor zeer regelmatig afspraken met artsen. Ten slotte is het bestreden besluit ten onrechte niet bekend gemaakt via het asielportaal maar enkel per post verstuurd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt of verweerder de overdrachtstermijn op goede gronden heeft verlengd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank uit hoe en waarom zij tot deze conclusie is gekomen.
Is het bestreden besluit op de juiste wijze bekend gemaakt?
6. De rechtbank volgt de enkele niet onderbouwde stelling van eiser dat het bestreden besluit ten onrechte niet via het asielportaal is bekendgemaakt niet. Daarbij komt dat ook als het bestreden besluit daadwerkelijk alleen per post is bekendgemaakt niet is gebleken dat en waarom eiser hierdoor in zijn belangen zou zijn geschaad. Immers, eiser heeft binnen de door verweerder in het besluit opgenomen beroepstermijn beroep ingesteld, zodat niet wordt ingezien wat de relevantie is van deze stelling.
Is het bestreden besluit voldoende gemotiveerd?
7. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit voldoende is gemotiveerd. In het bestreden besluit heeft verweerder namelijk verwezen naar artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening, waaruit volgt dat de overdrachtstermijn in geval van onderduiken tot 18 maanden kan worden verlengd.
Mocht verweerder de overdrachtstermijn verlengen?
8. De rechtbank volgt evenmin de stelling van eiser dat de overdrachtstermijn niet kon worden verlengd, omdat de Bulgaarse autoriteiten de overdracht niet accepteerden. Uit de e-mail van de Bulgaarse Dublin Unit van 22 april 2025 blijkt namelijk dat er sprake was van miscommunicatie en dat de Bulgaarse autoriteiten de overdracht van eiser accepteren.
9. De vraag ligt hier verder voor of verweerder de overdrachtstermijn heeft kunnen verlengen vanwege het onderduiken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de overdrachtstermijn op goede gronden verlengd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
9.1
Uit artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening volgt dat de overdrachtstermijn van een vreemdeling met maximaal 18 maanden kan worden verlengd indien deze vreemdeling onderduikt. Voor onderduiken is volgens vaste rechtspraak vereist dat een vreemdeling doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten blijft. [5] De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie blijkt dat artikel 29, tweede lid van de Dublinverordening zo uitgelegd moet worden dat verweerder er- als de overdracht niet kan worden uitgevoerd omdat de betrokken vreemdeling zijn toegekende woonplaats heeft verlaten zonder de autoriteiten daarvan op de hoogte te brengen- van mag uitgaan dat hij de bedoeling had onder te duiken om de overdracht te voorkomen, op voorwaarde dat hij zich bewust was van zijn verplichtingen. Het is vervolgens aan de betrokken vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij een dergelijke bedoeling niet had. [6]
9.2
De rechtbank is van oordeel dat eiser er niet in is geslaagd om het vermoeden dat hij met onbekende bestemming is vertrokken, met bedoeling om de overdracht te voorkomen, te weerleggen. Uit het digitale dossier volgt dat eiser op 30 april 2025, met vluchtnummer [vluchtnummer] , overgedragen zou worden aan Bulgarije. Uit het verslag van het vertrekgesprek van 29 april 2025 blijkt dat eiser is geïnformeerd over de vluchtgegevens van de vlucht op 30 april 2025. Eiser is ook medegedeeld dat hij de dag voor de overdracht in het AZC moet blijven en ook de nacht moet doorbrengen in zijn kamer. Verder is aan eiser uitgelegd dat hij zich moet melden bij COA of de receptie om te vragen naar de ophaaltijd indien hij hier na 18.00 uur nog niet over is geïnformeerd. Tijdens het gesprek is eiser eveneens op de hoogte gesteld van zijn verplichtingen. Uit het Standaardformulier Tijdelijk Buiten Bereik Autoriteiten [7] blijkt dat eiser zich niet heeft gemeld bij het COA of de receptie, en dat het COA rond 20.45 uur bij de unit is aangekomen, maar dat eiser nergens te bekennen was. In de nacht van 29 op 30 april 2025 is Trigion bij de unit van eiser langsgegaan om te controleren of hij aanwezig was, maar ook toen was eiser niet aanwezig. Eiser kon daardoor niet met de taxi naar het vliegveld worden vervoerd. Gelet op deze feiten en omstandigheden was eiser feitelijk niet binnen het bereik van verweerder en kon de overdracht niet plaatsvinden. Nu eiser wist wat dat er een vlucht voor hem gepland stond en hij de opvang niet mocht verlaten, heeft verweerder daarom kunnen concluderen dat eiser doelbewust de overdracht aan Bulgarije heeft gefrustreerd.
9.3
Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij die dag door een arts is gezien en hij volgens die arts niet kon vliegen. Hij zou daardoor in de veronderstelling hebben verkeerd dat de vlucht niet door zou gaan. Voor zover eiser hiermee stelt dat hij de overdracht niet doelbewust heeft gefrustreerd, slaagt dit betoog niet. Uit de fit to fly verklaring van 29 april 2025 volgt juist dat eiser kan vliegen onder medische begeleiding. Verder heeft eiser ter zitting gesteld dat zijn vader op [datum] 2025 in Syrië is overleden en dat hij zich – na dit bericht te hebben ontvangen – niet goed voelde en om die reden door zijn neef is opgehaald. Eiser heeft dit betoog echter niet onderbouwd en niet wordt ingezien dat eiser dit pas ter zitting naar voren brengt. Daarnaast had eiser zich moeten melden als hij – om wat voor reden dan ook – de opvanglocatie wilde verlaten. Hij wist immers dat die verplichting op hem rustte en was bekend met de geplande vlucht. Tot slot overweegt de rechtbank dat de verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2022 eiser niet kan baten. In die zaak was de vreemdeling op de dag van de overdracht juist wel binnen het bereik van verweerder en kon om die reden geen sprake zijn van onderduiken.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de overdrachtstermijn op goede gronden verlengd. Dat betekent dat het beroep ongegrond is en het besluit van verweerder om de overdrachtstermijn te verlengen in stand blijft.
11. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van
J.F. Elzenaar, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 30, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218, r.o. 70.
4.Paragraaf C1/2.6.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3630.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 5 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:16.
7.Standaardformulier Tijdelijk Buiten Bereik Autoriteiten in de zin van de Dublinverordening ter