ECLI:NL:RBDHA:2025:11873
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen afwijzing visum kort verblijf, termijnoverschrijding verschoonbaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, die een visum voor kort verblijf had aangevraagd, en de minister van Buitenlandse Zaken. De aanvraag van eiseres werd op 14 november 2022 afgewezen, waarna het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing op 31 juli 2023 kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege termijnoverschrijding. Eiseres heeft op 16 augustus 2023 beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 18 september 2024 werd duidelijk dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, mede door de persoonlijke omstandigheden van de referent, die de aanvraag had ingediend. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met deze omstandigheden en dat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar onterecht was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiseres moest vergoeden.