ECLI:NL:RBDHA:2025:11905

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
NL25.11825 NL25.11829
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eisers op basis van onvoldoende onderbouwde vrees voor terugkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van twee Colombiaanse eisers, die samen met hun minderjarige kinderen een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden ingediend. De eisers voerden aan dat zij vreesden voor hun veiligheid bij terugkeer naar Colombia, onder andere vanwege bedreigingen door de ex-partner van de zus van eiseres. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden tot afwijzing van de asielaanvraag heeft besloten, omdat de eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat er een reëel risico op ernstige schade bestaat bij terugkeer naar Colombia. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de onderbouwing van de vrees van eisers, waaronder bedreigingen via Whatsapp en de afwezigheid van contact met de ex-partner na hun vertrek uit Colombia. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat de verklaringen van eisers over de mishandelingen en bedreigingen niet voldoende zijn om een gegronde vrees bij terugkeer aan te nemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eisers geen gelijk krijgen en geen proceskostenvergoeding ontvangen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.11825 en NL25.11829
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] en [eiseres] ,
V-nummers: [V-nummer] en [V-nummer] , tezamen: eisers,
mede namens hun minderjarige kinderen
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2011, V-nummer: [V-nummer] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017, V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J.A. Pieters), en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. I.A.G. Lodders).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eisers als bedoeld in artikel 28 van de Vw.1 Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De rechtbank is van oordeel dat de minister op goede gronden tot afwijzing van de asielaanvraag heeft besloten. Eisers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er voor hen een reëel risico op ernstige schade bestaat bij terugkeer naar Colombia. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eisers hebben op [geboortedatum 3] 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Zij zijn van Colombiaanse nationaliteit en geboren op [geboortedatum 3] 1992 (eiser) en [geboortedatum 4] 1994 (eiseres). De minister heeft met het bestreden besluit van 4 maart 2025 deze aanvraag in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond.
1. Vreemdelingenwet 2000.
3.1
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3.2
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eisers en hun gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
4. Eisers leggen aan hun asielaanvraag ten grondslag dat de zus van eiseres werd mishandeld door [ex-partner] , haar ex-partner. Eiseres zag haar zus (en haar nichtjes) dagelijks. Sinds de zus van eiseres bij [ex-partner] is weggegaan en Colombia heeft verlaten, werd eiseres lastiggevallen en bedreigd door [ex-partner] . Hij wilde op die manier achterhalen waar de zus van eiseres en de kinderen verblijven. Eiseres heeft hierop aangifte gedaan en eisers hebben geprobeerd bescherming in te roepen van verschillende organisaties zoals het OM, de politie en een organisatie voor vrouwen. Omdat een reactie op hun verzoeken om bescherming uitbleef en omdat zij zich onveilig voelden, hebben eisers met hun kinderen Colombia verlaten.

Het bestreden besluit

5. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. De problemen met de ex-man van de zus van eiseres.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat beide asielmotieven geloofwaardig zijn. De minister neemt echter geen reëel risico op ernstige schade aan omdat dit risico niet aannemelijk is gemaakt. Daarom concludeert de minister dat de asielaanvraag van eisers ongegrond is en moet worden afgewezen.
Is er een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer?
6. Eisers voeren aan dat zij hun vrees bij terugkeer wel aannemelijk hebben gemaakt. Ter onderbouwing van hun standpunt merken eisers op dat eiseres een nauwe band had met haar zus en [ex-partner] represaillemaatregelen jegens eiseres en haar gezin heeft aangekondigd. Ook zijn eisers getuige geweest van mishandelingen van de zus van eiseres door [ex-partner] . Dat eisers hiervan getuige zijn geweest blijkt uit de verklaringen van eiseres die zijn opgenomen in het sepotbesluit en haar verzoekschrift aan het ‘Secretariaat van de Vrouw’. Deze documenten zijn in de asielprocedure overgelegd. Uit het laatstgenoemde document volgt ook dat [ex-partner] bedreigingen aan het adres van eiseres en haar gezin heeft geuit. Deze bedreigingen blijken ook uit een foto van [ex-partner] waarop hij een vuurwapen vast heeft en uit Whatsapp-berichten. Dat van [ex-partner] een reële dreiging uitgaat volgt verder uit contactverboden die meerdere malen aan hem zijn opgelegd. Dat [ex-partner] na het vertrek van eisers uit Colombia geen contact meer met eisers of hun (schoon)ouders heeft opgenomen betekent niet dat er geen dreiging meer is. Eisers kunnen geen bescherming van de Colombiaanse autoriteiten inroepen. De aangifte van eisers is geseponeerd en ook uit het Algemeen Ambtsbericht over Colombia2 en het landenbeleid van de minister3 volgt dat er geen bescherming door de autoriteiten mogelijk is.
6.1.
De rechtbank overweegt dat, voor zover eisers hun vrees bij terugkeer baseren op bedreigingen via Whatsapp-berichten, de minister er terecht op heeft gewezen dat eisers de gestelde bedreigingen via Whatsapp-berichten in het geheel niet hebben onderbouwd. Voorts wijst de minister er niet ten onrechte op dat eisers geen getuige zijn geweest van mishandelingen van de zus van eiseres door [ex-partner] zodat ook om die reden geen vrees bij terugkeer kan worden aangenomen. De minister mocht hierbij betrekken dat eisers niet aanwezig waren bij de (gestelde) mishandelingen en pas later van de zus van eiseres hoorden dat [ex-partner] haar met de dood had bedreigd. Tijdens de zitting heeft de minister aangevuld dat eisers ook niet eenduidig hebben verklaard over de gestelde mishandelingen. In de gronden van beroep hebben eisers namelijk gesteld dat zij getuige waren van de mishandelingen, terwijl in het nader gehoor door eisers is verklaard dat zij de mishandelingen alleen van horen zeggen kennen. Deze verklaringen heeft de minister terecht als tegenstrijdig aangemerkt. Op grond van het voorgaande mocht de minister concluderen dat de verklaringen van eisers over de mishandelingen en bedreigingen van de zus van eiseres niet kunnen leiden tot de conclusie dat eisers op grond hiervan gegronde vrees bij terugkeer aannemelijk hebben gemaakt.
6.2.
Voor zover eisers ter onderbouwing van hun vrees bij terugkeer hebben gewezen op de door hen overgelegde foto waarop [ex-partner] te zien zou zijn met een vuurwapen, wordt overwogen dat de minister zich op het standpunt mocht stellen dat deze foto onvoldoende is om aannemelijk te maken dat er sprake is van een concrete dreiging jegens eisers. Bovendien heeft de minister tijdens de zitting er terecht op gewezen dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de man die op de foto is afgebeeld daadwerkelijk [ex-partner] is. Over een kopie van het identiteitsbewijs van [ex-partner] heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is vast te stellen dat de persoon die is afgebeeld op de identiteitskaart dezelfde man is als de man op de foto met een vuurwapen. Immers, de persoon op deze foto staat grotendeels met de handen voor zijn gezicht. De minister heeft verder niet ten onrechte opgemerkt dat de context van de foto van de man met een vuurwapen onduidelijk is. Het overleggen van de foto van de man met een vuurwapen is daarmee ook onvoldoende om te concluderen dat eisers gegronde vrees bij terugkeer aannemelijk hebben gemaakt.
6.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister van belang mocht vinden dat eisers na hun vertrek uit Colombia niets meer gehoord hebben van [ex-partner] .4 Hierbij heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het vertrek van eisers uit Colombia niet aan contact met [ex-partner] in de weg hoeft te staan nu er ook andere manieren zijn om contact op te nemen, bijvoorbeeld via sociale media of telefonisch. Ook kon de minister erop wijzen dat [ex-partner] wist dat eisers bij de ouders van eiser inwoonden. Dat [ex-partner] na het vertrek van eisers geen enkele keer langs is gegaan bij de (schoon)ouders, heeft de minister als een aanwijzing kunnen beschouwen dat er geen sprake is van een reële dreiging.
2 Algemeen Ambtsbericht Colombia (24 juni 2024).
3
Kamerstukken II2024-2025, 19 637, nr. 3345.
4 rapport Nader gehoor (eiseres), pagina 16, 17 en 19.
6.4.
Verder mocht de minister van belang vinden dat eisers het resultaat van hun aangifte niet in Colombia hebben afgewacht en dat de aangifte daarom is geseponeerd. Eiser heeft in dit verband verklaard dat de zaak ‘gearchiveerd’ was vanwege het feit dat eiseres niet in het land is.5 Ook mocht de minister tegenwerpen dat eisers de e-mail waarmee zij op de hoogte zijn gesteld van het sepot niet hebben overgelegd. Voorts is ter zitting niet ten onrechte door de minister naar voren gebracht dat eisers geen hulp bij andere hulpverlenende instanties hebben gezocht en hiervoor geen verklaring hebben gegeven.
6.5.
De verwijzing naar algemene landeninformatie en het landenbeleid voor Colombia, waaruit volgens eisers volgt dat de bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld in Colombia tekortschiet en plegers van huiselijk geweld grotendeels onbestraft blijven, kan eisers niet baten. Eisers zijn immers zelf geen slachtoffer geworden van huiselijk geweld.
6.6.
Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Colombia een reëel risico lopen op ernstige schade.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
5 rapport Nader gehoor, pagina 12-13.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 juni 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.