In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, op 4 juli 2025, zijn de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvragen op 22 mei 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 25 juni 2025 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde, en een tolk aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister niet voldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van eiseres, die lijdt aan PTSS en een paniekstoornis, en dat er een reëel risico op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van haar gezondheid bestaat bij overdracht aan Frankrijk. De rechtbank verwijst naar het arrest C.K. van het Hof van Justitie, waarin wordt gesteld dat overdracht van een asielzoeker met ernstige mentale of lichamelijke aandoeningen kan leiden tot schending van artikel 4 van het EU-Handvest. De rechtbank concludeert dat de minister niet heeft voldaan aan de vereisten van zorgvuldigheid en motivering, en dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid.
De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de bestreden besluiten en veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eisers. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de medische situatie van asielzoekers in het kader van internationale verplichtingen en de Dublinverordening.