ECLI:NL:RBDHA:2025:11918

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
NL25.23385
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en overdracht aan Frankrijk in het licht van medische risico's

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, op 4 juli 2025, zijn de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvragen op 22 mei 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 25 juni 2025 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde, en een tolk aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister niet voldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van eiseres, die lijdt aan PTSS en een paniekstoornis, en dat er een reëel risico op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van haar gezondheid bestaat bij overdracht aan Frankrijk. De rechtbank verwijst naar het arrest C.K. van het Hof van Justitie, waarin wordt gesteld dat overdracht van een asielzoeker met ernstige mentale of lichamelijke aandoeningen kan leiden tot schending van artikel 4 van het EU-Handvest. De rechtbank concludeert dat de minister niet heeft voldaan aan de vereisten van zorgvuldigheid en motivering, en dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid.

De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de bestreden besluiten en veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eisers. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de medische situatie van asielzoekers in het kader van internationale verplichtingen en de Dublinverordening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.23385 en NL25.23390

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] en [eiseres], V-nummers: [nummer] en [nummer] , eisers
(gemachtigde: mr. A.A. Scholtmeijer),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 22 mei 2025 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 25 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, D. van Perzie als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden. Gelet op de inhoud en samenhang tussen de zaken worden beide beroepen tezamen behandeld in deze uitspraak.
3. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?
Wat is het standpunt van eisers?
5. Eisers voeren aan dat in Frankrijk de detentie- en leefomstandigheden waaraan zij zullen worden blootgesteld en de kwaliteit van de asielprocedure in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. Zij wijzen ter toelichting hiervan op een brief van VWN [2] van 24 mei 2024 [3] en het AIDA-rapport over Frankrijk van 2024 [4] . Eisers stellen zich op het standpunt dat de overweging uit het bestreden besluit dat de informatie uit deze bronnen geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Frankrijk dan de informatie die al is betrokken in uitspraken van de Afdeling juist betekent dat de problemen in Frankrijk onverminderd blijven aanhouden en dus structureel zijn. Daarnaast wijzen eisers erop dat uit de informatie van VWN volgt dat asielzoekers die medische hulp nodig hebben vaak alleen in het Frans te woord worden gestaan.
5.1.
Daarnaast doen eisers een beroep op het arrest C.K. van het Hof van Justitie. [5] Eisers stellen dat overdracht aan Frankrijk een reëel en bewezen risico oplevert van een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van eiseres haar medische situatie. Eiseres heeft met medische stukken onderbouwd dat bij haar sprake is van een ernstige mentale aandoening waarbij de overdracht aan Frankrijk een reëel en bewezen risico zou inhouden op een aanzienlijke onomkeerbare achteruitgang van haar gezondheidstoestand. Daarnaast doen eisers ook in dit kader een beroep op de informatie uit de eerder genoemde algemene bronnen (de brief van VWN en het AIDA-rapport over Frankrijk) waaruit blijkt dat de zorg in het geval van eiseres ontoereikend zal zijn in Frankrijk.
5.2.
Tot slot voeren eisers aan dat overdracht aan Frankrijk in dit geval onevenredig hard is. Zij stellen zich op het standpunt dat de medische situatie van eiseres zich verzet tegen overdracht aan Frankrijk.
Wat is het standpunt van de minister?
6. De minister stelt zich hierover op het standpunt dat hij mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
6.1.
Daarnaast stelt de minister dat eiseres, met inachtneming van de maximale reiswaarborgen zoals die zijn geformuleerd door het BMA [6] in hun advies van 12 mei 2025, over een eventuele overdracht van eiseres kan worden overgedragen aan Frankrijk. De minister wijst erop dat er daarnaast altijd een zogeheten ‘fit to fly’ check zal plaatsvinden vóór het vertrek en dat de autoriteiten van Frankrijk zullen worden geïnformeerd over de gezondheidssituatie van eiseres.
6.2.
Ook in het kader van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening wijst de minister op de waarborgen die zijn gesteld door het BMA en dat de motivering die is gegeven bij de beoordeling van toepasselijkheid van het arrest C.K. van het Hof van Justitie ook hier van toepassing is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De minister mag in beginsel ten opzichte van Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. De minister mag er in beginsel ook op vertrouwen dat als Frankrijk ermee heeft ingestemd om eisers op grond van de Dublinverordening over te nemen, zij haar internationale verplichtingen zal nakomen.
7.1.
De minister heeft naar het oordeel van de rechtbank in algemene zin kunnen verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en zich terecht op het standpunt gesteld dat ervan kan worden uitgegaan dat Frankrijk de internationale verplichtingen nakomt. Het enkel stellen dat het feit dat de algemene informatie geen ander beeld schetst van de situatie zoals die reeds door de Afdeling [7] is beoordeeld juist maakt dat de problemen structureel van aard zijn, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor een andere conclusie. De Afdeling heeft geoordeeld [8] dat ten aanzien van Frankrijk nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat het AIDA-rapport over Frankrijk waar eisers zich op beroepen geen aanleiding geeft om af te zien van overdracht. Deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft daarnaast op 30 augustus 2024 geoordeeld [9] dat het nieuwste AIDA-rapport over 2024 de kern is van de brief van VWN over de positie van Dublinclaimanten in Frankrijk en hierover geoordeeld dat ook dit geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie zoals die reeds is betrokken door de Afdeling. De Afdeling heeft deze uitspraak bevestigd op 11 april 2025. [10] Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.2.
In dit kader mag de minister zich in beginsel ook op het standpunt stellen dat er van mag worden uitgegaan dat de medische voorzieningen in Frankrijk vergelijkbaar zijn met die in Nederland, dat Frankrijk in staat moet worden geacht de medische klachten van eisers te kunnen behandelen en dat eisers na aankomst in Frankrijk toegang hebben tot de nodige behandeling. Door eisers is niet aannemelijk gemaakt dat dit in het geval van eiseres niet geldt.
8. Uit het arrest C.K. van het Hof van Justitie [11] volgt echter dat sprake kan zijn van een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest wanneer de overdracht van een Dublinasielzoeker met een ernstige mentale of lichamelijke aandoening leidt tot een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand, zelfs indien niet ernstig gevreesd moet worden voor systeemfouten in de verantwoordelijke lidstaat. Uit dit arrest volgt verder dat wanneer een asielzoeker objectieve gegevens overlegt, zoals medische attesten met betrekking tot zijn toestand, die de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aantonen, de autoriteiten van de betrokken lidstaat, de rechterlijke instanties daaronder begrepen, die gegevens bijgevolg niet buiten beschouwing mogen laten. Het is aan de rechterlijke instantie om in zo’n geval te oordelen over de rechtmatigheid van een overdrachtsbesluit, aangezien de tenuitvoerlegging van dat besluit tot een onmenselijke of vernederende behandeling van de betrokkene zou kunnen leiden. Het is, indien dit het geval zou kunnen zijn, aan de autoriteiten van de lidstaat om iedere ernstige twijfel over de weerslag van de overdracht op de gezondheidstoestand van de betrokkene weg te nemen. In het bijzonder wanneer er sprake is van een ernstige psychische aandoening, mag daarbij niet worden volstaan met te kijken naar de gevolgen van het fysieke vervoer van de betrokkene van een lidstaat naar een andere, maar moet rekening worden gehouden met alle aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen die uit de overdracht zouden voortvloeien. De autoriteiten moeten in dat verband nagaan of de gezondheidstoestand van de betrokken persoon passend en voldoende kan worden beschermd door voorzorgsmaatregelen te treffen.
8.1.
De rechtbank stelt in dit kader vast dat volgende medische documenten deel uitmaken van het dossier:
  • Verklaring van een opname op de Intensive Care in Assen van 30 november 2024 tot en met 1 december 2024;
  • Verklaring van de Spoedeisende Hulp van Assen van 1 december 2024;
  • Diagnoseverklaring van een psychiater van PsyQ Zaandam van 20 februari 2025;
  • BMA-advies van 12 mei 2025;
  • Reactie op het BMA-advies van psychiater van 6 juni 2025;
  • Reactie op het BMA-advies van psycholoog van 6 juni 2025.
8.2.
Uit deze stukken volgt het volgende. Op 30 november 2024 heeft het Aanmeldgehoor Dublin met eiseres plaatsgevonden, waar de mogelijke overdracht aan Frankrijk is besproken. Naar aanleiding van dit gesprek raakte eiseres in paniek en gaf ze aan niet verder te willen leven. Eiseres heeft vervolgens een zelfmoordpoging gedaan. Naar aanleiding daarvan is eiseres opgenomen op de Intensive Care.
8.3.
Eiseres is vervolgens naar PsyQ verwezen vanuit de crisisdienst, die eiseres heeft gezien in het kader van haar zelfmoordpoging en een posttraumatische stressstoornis (PTSS) vermoedt. Over haar medische situatie is in de Diagnoseverklaring van 20 februari 2025 het volgende geschreven. Eiseres is aantal jaar geleden tijdens demonstraties opgepakt door de Iraanse veiligheidsdienst en twee nachten vastgehouden en seksueel misbruikt. Zij rapporteert sindsdien bang te zijn dat dit haar opnieuw zal overkomen, nachtmerries te hebben (elke nacht) en de geur van haar misbruikers bij zich te dragen. Toen eiseres in Frankrijk was, heeft zij via haar Iraanse advocaat te horen gekregen dat de Iraanse veiligheidsdienst weet dat zij in Frankrijk is. Eiseres is ervan overtuigd dat de Iraanse veiligheidsdienst haar in Frankrijk zal weten te vinden en haar opnieuw een traumatische behandeling te wachten staat. Voor eiseres is daarom duidelijk dat zij bij bericht over uitzetting naar Frankrijk een einde aan haar leven maakt, omdat zij haar leven in Frankrijk niet zeker is gezien de dreigementen vanuit Iran. Eiseres heeft inmiddels meerdere zelfmoordpogingen gedaan waarvoor de directe aanleidingen waren gelegen in een relatiecrisis en een gesprek met de IND over mogelijke uitzetting naar Frankrijk. Eiseres is gediagnosticeerd met een PTSS en is bekend met een paniekstoornis.
8.4.
Op 12 mei 2025 heeft het BMA een advies uitgebracht. De minister heeft toegelicht dat uit de WI 2021/3 [12] volgt dat het BMA de vraag of de overdracht zelf zal leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidssituatie van een vreemdeling of dat er een aanzienlijk risico daarop bestaat medisch gezien niet kan beantwoorden, omdat de inschatting hiervan buiten de medische deskundigheid van het BMA valt. Het BMA kan wel beoordelen of de vreemdeling medisch gezien in staat is om te reizen en welke reisvoorwaarden daarbij eventueel aan de orde zijn. Daarom is het BMA-advies beperkt tot de waarborgen en reisvoorwaarden voor en tijdens de overdracht. In het geval van eiseres is het maximum aan reiswaarborgen geformuleerd door het BMA. Uit het advies komt naar voren dat eiseres niet kan reizen zonder begeleiding door een verpleegkundige tijdens de reis en dat een fysieke overdracht naar een psychiater of psycholoog in Frankrijk plaats moet vinden.
8.5.
Op 22 mei 2024 heeft de minister het bestreden besluit genomen. Vanwege de dreigende overdracht aan Frankrijk, is een calamiteitenmelding gedaan in verband met een suïcidedreiging. Uit de reacties van de psychiater en psycholoog van 6 juni 2025 op het BMA-advies volgt dat eiseres extreem angstig is voor terugkeer naar Frankrijk. Eiseres wil daarom het moment van overdracht naar Frankrijk niet afwachten en is voornemens om zelfmoord te plegen nog voordat dit zal plaatsvinden. Zij heeft hiervoor ook alle voorbereidingen getroffen en het is nagenoeg zeker dat zij hiernaar zal handelen. Het suïciderisico wordt als zeer hoog / maximaal hoog ingeschat. Eiseres weet zeker dat zij opnieuw traumatische gebeurtenissen zal meemaken bij overdracht naar Frankrijk en wil dit voorkomen. Eiseres is geïndiceerd voor traumabehandeling welke door de momenteel hoge actuele stress en hoge mate van angst en onveiligheid zeer wordt bemoeilijkt.
9. De rechtbank is van oordeel dat in het geval van eiseres sprake is van een op zichzelf staande unieke situatie. De overgelegde medische documenten geven de bijzondere ernst van de gezondheidstoestand van eiseres weer, de rechtbank kan deze stukken niet buiten beschouwing laten en naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit niet anders dan worden geconcludeerd dat er een groot en reëel risico bestaat dat eiseres (wederom) zal pogen zelfmoord te plegen indien zij zal worden overgedragen aan Frankrijk. Dit risico wordt door zowel eiseres, haar psychiater als door haar psycholoog als zeer hoog / maximaal hoog ingeschat, waarbij zij opmerken dat alle voorbereidingen hiertoe al zijn getroffen. Hoewel de vrees van eiseres, dat zij bij terugkeer in Frankrijk zal worden achterhaald door de Iraanse inlichtingendienst, niet concreet is onderbouwd en mogelijk zelfs niet realistisch is, maakt dit de vrees van eiseres niet minder reëel en bedreigend voor haar. Eiseres heeft in het verleden meerdere zelfmoordpogingen gedaan, na het Aanmeldgehoor Dublin ook concreet gekoppeld aan haar mogelijke overdracht aan Frankrijk. Hierdoor wordt bevestigd dat geen sprake is van een loze dreiging met zelfmoord, maar van een reëel risico op zelfmoord voortkomend uit de oprechte overtuiging van eiseres dat zij in Frankrijk groot gevaar loopt.
9.1.
De rechtbank vindt hierbij verder van belang dat uit het dossier blijkt dat eiseres gediagnosticeerd is met PTSS en een paniekstoornis en dat een suïciderisico bij overdracht aan Frankrijk aanwezig is, al voordat de overdracht feitelijk zal plaatsvinden. In het bijzonder wanneer sprake is van een ernstige psychische aandoening, mag bij de beoordeling of sprake is van een situatie zoals bedoeld in het arrest C.K. van het Hof van Justitie niet worden volstaan met te kijken naar de gevolgen van het fysieke vervoer van de betrokkene van een lidstaat naar een andere, maar moet (ook) rekening worden gehouden met alle aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen die uit de overdracht zouden voortvloeien. De rechtbank is van oordeel dat de beoordeling door het BMA en waarborgen die het BMA heeft geformuleerd in het advies van 12 mei 2025 in dat kader niet toereikend zijn. De rechtbank benadrukt hierbij dat de minister, onder verwijzing naar de WI 2021/3, heeft erkend dat het BMA geen uitspraken doet over de daadwerkelijke gevolgen van een overdracht op de gezondheidssituatie van eiseres, en dat de vraagstelling aan het BMA daar ook niet op ziet. Sterker nog, in het BMA-advies is enkel gekeken naar de overdracht zelf en naar de situatie direct na de overdracht. Er heeft geen beoordeling plaatsgevonden van het risico in de periode voor of na de overdracht, terwijl uit de medische gegevens expliciet volgt dat het risico op zelfmoord al ontstaat vanaf de aankondiging van overdracht aan Frankrijk. Daarom heeft de minister met het nemen van het bestreden besluit in dit geval niet voldaan aan de beoordeling die plaats moet vinden op grond van het arrest C.K. van het Hof van Justitie [13] . De motivering in het bestreden besluit, het BMA-advies en de daarin geformuleerde waarborgen ondervangen naar het oordeel van de rechtbank niet het evident aanwezige risico op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van de gezondheidssituatie van eiseres. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd [14] , en dat de minister bovendien ten onrechte niet heeft onderkend dat sprake is van een situatie zoals bedoeld in het arrest C.K. van het Hof van Justitie. Het bestreden besluit kan om die reden geen stand houden. De beroepsgrond slaagt.
10. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

11. De beroepen zijn gegrond. Dit betekent dat eisers gelijk krijgen. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden besluiten.
12. Omdat de beroepen gegrond zijn, krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Vanwege de samenhang tussen de zaken blijft de hoogte van de proceskostenveroordeling beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend. [15]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten van 22 mei 2025;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, in aanwezigheid van F.E. Siblesz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.VluchtelingenWerk Nederland.
3.Brief WWN betreffende de positie van Dublinterugkeerders en asielzoekers in Frankrijk.
4.Asylum Information Database, “
5.HvJEU 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127, in de zaak C.K. tegen Slovenië.
6.Bureau Medische Advisering.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
11.HvJEU 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127, in de zaak C.K. tegen Slovenië.
12.WI 2021/3 BMA advies tijdens de Dublinprocedure n.a.v. arrest C.K.
13.HvJEU 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127, in de zaak C.K. tegen Slovenië.
14.En dus in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
15.Artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht maakt dat mogelijk.