ECLI:NL:RBDHA:2025:11932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
NL25.16852 en NL25.16853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Congolese eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond, beoordeling geloofwaardigheid en non-refoulement beginsel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van een Congolese eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had op 24 maart 2025 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 9 april 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening op 15 mei 2025. Eiseres is niet ter zitting verschenen, maar haar gemachtigde was aanwezig.

De rechtbank concludeert dat de minister de identiteit van eiseres niet geloofwaardig achtte, evenals haar verklaringen over problemen met rebellen en de Kuluna's. De rechtbank oordeelt dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van de minister niet in strijd is met het Unierecht, en dat de minister niet onzorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank vindt dat de verklaringen van eiseres over haar problemen met de rebellen en de Kuluna's geen samenhangend geheel vormen, en dat er onvoldoende bewijs is voor haar vrees voor vervolging.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege een gebrek aan motivering met betrekking tot het beginsel van non-refoulement, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat de minister dit gebrek ter zitting heeft hersteld. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.16852 (beroep) en NL25.16853 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. N. Birrou),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter haar verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Eiseres heeft op 24 maart 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 9 april 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiseres heeft de Congolese nationaliteit (burger van de Democratische Republiek Congo, hierna: DRC) en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1973. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij vreest voor de rebellen. Voor werk is eiseres samen met collega’s naar [plaats 1] gegaan, in het oosten van de DRC. Daar zijn zij aangevallen en meegenomen door de rebellen. Haar twee collega’s zijn doodgeschoten toen zij probeerden te vluchten. Eiseres is door deze rebellen onderweg verkracht. Door te doen alsof ze was flauwgevallen, en het leek alsof ze dood was, heeft eiseres kunnen ontsnappen. Daarnaast vreest zij dat de leider van de Kuluna’s [1] haar zal vermoorden. Zij is thuis overvallen door Kuluna-bandieten. Eiseres heeft een van hen herkend, dit aan hem kenbaar gemaakt en heeft later van haar zoon gehoord dat de Kuluna’s haar willen vermoorden. Nu eiseres een van hen herkende, hebben ze haar ervan verdacht aangifte te hebben gedaan bij de politie. Bij terugkeer vreest eiseres vermoord te worden en is ze bang dat de rebellen haar iets zullen aandoen.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiseres bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst (ook wel het eerste asielmotief);
eiseres haar problemen met de rebellen (ook wel het tweede asielmotief); en
eiseres haar problemen met de Kuluna’s (ook wel het derde asielmotief).
3.1.
Verweerder vindt de nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig, maar haar identiteit niet. Eiseres heeft onvoldoende documenten aangeleverd die haar identiteit onderbouwen en heeft daar geen goede verklaring voor. [2] Daarnaast vormen de verklaringen van eiseres over haar documenten geen samenhangend en aannemelijk geheel. [3] Verder heeft eiseres haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend en heeft zij daar geen goede verklaring voor. [4] Het voorgaande doet volgens verweerder sterk afbreuk aan de algehele geloofwaardigheid van eiseres. [5] De problemen van eiseres met zowel de rebellen alsook met de Kuluna’s vindt verweerder ook niet geloofwaardig, nu haar verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. [6] Verweerder vindt dat eiseres geen vrees heeft voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin, omdat de geloofwaardig geachte feiten en omstandigheden geen raakvlak met het Vluchtelingenverdrag [7] hebben. Omdat de gestelde problemen niet geloofwaardig zijn, loopt eiseres bij terugkeer ook geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM [8] . Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiseres verweerder zou hebben misleid over haar identiteit en nationaliteit [9] en omdat zij met opzet een identiteits- of reisdocument zou hebben vernietigd of weggemaakt [10] .
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Allereerst vindt zij dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, nu verweerder met toepassing van de huidige geloofwaardigheidsbeoordeling in strijdt handelt met het Unierecht. Eiseres wijst in dit kader op de prejudiciële vragen van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, over de verenigbaarheid van de Werkinstructie (WI) 2024/6 met het Unierecht. [11] Verder vindt eiseres dat zij aannemelijk, consistent en gerijmd heeft verklaard over de problemen die zij heeft in haar land van herkomst. Ook vindt zij dat verweerder ten onrechte niet heeft getoetst aan de algemene veiligheidssituatie in de DRC. Eiseres verwijst naar publicaties van de UNHCR [12] ,waaruit volgt dat landen worden opgeroepen niemand gedwongen terug te sturen naar Noord- en Zuid-Kivu en Ituri totdat de mensenrechtensituatie is verbeterd. Eiseres stelt dat niet is uitgesloten dat er inmiddels een onveilige situatie is ontstaan in het woongebied van eiseres. Verweerder had moeten beoordelen of er een risico op refoulement is. Eiseres verwijst daarbij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond [13] .
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiseres kon afwijzen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank uit hoe en waarom zij tot dit oordeel is gekomen.
6. De rechtbank overweegt allereerst dat het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eiseres in de zienswijze naar voren heeft gebracht, de rechtbank daaruit niet kan afleiden waarom eiseres van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Het enkel verwijzen naar argumenten in de zienswijze worden daarom niet als beroepsgronden aangemerkt.
Is de geloofwaardigheidsbeoordeling strijdig met het Unierecht?
7. De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft op 6 maart 2025 uitspraak gedaan over onder meer de vraag of de nieuwe werkwijze van verweerder met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling in strijd is met het Unierecht. [14] Uit deze uitspraak volgt dat de nieuwe werkwijze niet in strijd is met het Unierecht. Wel moet verweerder alle omstandigheden in een specifiek geval altijd in samenhang beoordelen om tot een conclusie over de geloofwaardigheid te komen. De cumulatieve voorwaarden uit artikel 31, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kunnen dus niet als strikte checklist worden getoetst door verweerder. Het betoog van eiseres dat de werkwijze van verweerder met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling op zichzelf in strijd is met het Unierecht, slaagt dus niet. Dat deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, besloten heeft prejudiciële vragen te stellen over de geloofwaardigheidsbeoordeling, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
Mocht verweerder het tweede en derde asielmotief ongeloofwaardig vinden?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde problemen van eiseres met de rebellen niet geloofwaardig heeft mogen vinden, nu haar verklaringen hierover geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Zo mocht verweerder aan eiseres tegenwerpen dat zij summier heeft verklaard over haar gestelde problemen met de rebellen en dat deze weinig details bevatten. Eiseres heeft niet inzichtelijk gemaakt met welke rebellen zij problemen heeft ondervonden en heeft weinig verklaard over de mensen die haar hebben geholpen. Door slechts te stellen dat eiseres de rebellen herkende door de wijze waarop zij spraken, te weten in hun accent en hun gedrag, heeft verweerder mogen vinden dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt hoe zij wist dat dit rebellen waren. De rechtbank is ook van oordeel dat verweerder het derde asielmotief ongeloofwaardig mocht vinden, nu de verklaringen van eiseres hierover ook geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Verweerder mocht in dat kader tegenwerpen dat eiseres wisselend heeft verklaard over het aantal mannen dat haar huis heeft overvallen. In het nader gehoor heeft eiseres eerst verklaard dat er vijf jongeren haar huis binnenvielen [15] , vervolgens stelt ze dat ze er zelf drie heeft gezien maar dat haar kinderen haar hebben verteld dat het er zes waren [16] , en weer later heeft eiseres verklaard dat er drie overvallers in haar kamer waren, een in de woonkamer en de andere twee buiten. [17] Verweerder heeft verder mogen tegenwerpen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de overvallers Kuluna’s zouden zijn, nu zij summier heeft verklaard over hun uiterlijk en haar veronderstelling dat zij tot de Kuluna’s behoren niet verder heeft onderbouwd.
Het terugkeerbesluit
9. Het terugkeerbesluit houdt voor eiseres in dat zij de Europese Unie onmiddellijk moet verlaten en zij moet terugkeren naar de DRC. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit geen kenbare motivering bevat met betrekking tot het beginsel van non-refoulement. Verweerder heeft dit ter zitting ook erkend.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit gebrek heeft hersteld door op zitting een nadere motivering te geven. Zo heeft verweerder aangegeven dat de veiligheidssituatie in het oosten van DRC (waaronder begrepen: Noord- en Zuid-Kivu en Ituri) weliswaar zeer slecht is en sprake is van een uitzonderlijk niveau van willekeurig geweld, [18] maar dat eiseres uit [plaats 2] (in het westen van de DRC) komt. Uit landeninformatie volgt niet dat [plaats 2] onveilig is. Dit blijkt evenmin uit de door eiseres overgelegde publicatie van de UNHCR. Uit het beleid van verweerder volgt nog dat het voor LHBTIQ+-personen, minderjarigen en vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor (seksuele) geweldpleging niet mogelijk is bescherming te krijgen van de autoriteiten of internationale organisaties in de DRC, maar eiseres valt, mede gelet op wat de rechtbank in rechtsoverweging 8 heeft overwogen, niet onder een van deze categorieën.
9.2.
Van omstandigheden of informatie die maken dat terugkeer van eiseres naar de DRC leidt tot schending van het refoulementbeginsel is de rechtbank ambtshalve ook niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank kan het terugkeerbesluit dan ook worden gelegd.

Conclusie en gevolgen

10. Omdat het bestreden besluit, zoals overwogen onder rechtsoverweging 9, onvoldoende is gemotiveerd, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Echter heeft verweerder met de aanvullende motivering ter zitting het gebrek hersteld, waardoor de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laat.
11. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
12. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder de proceskosten van eiseres vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Robio, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De Kuluna’s zijn stedelijke jeugdbendes die actief zijn in [plaats 2] en bekendstaan om gewelddadige overvallen, afpersing en andere ernstige misdrijven (Human Rights Watch, Operation Likofi: Police Killings and Enforced Disappearances in [plaats 2] , Democratic Republic of Congo, 17 november 2014),
2.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw.
4.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d van de Vw.
5.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder e van de Vw.
6.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw.
7.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
8.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
9.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw.
10.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw.
11.Tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond van 18 februari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:2170.
13.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond van 13 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3154.
14.Uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:3440.
15.Verslag van het nader gehoor, p. 9.
16.Verslag van het nader gehoor, p. 9.
17.Verslag van het nader gehoor, p. 9.
18.Algemeen Ambtsbericht Democratische Republiek Congo, oktober 2021, p. 19 en paragraaf C7/11.4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).