1.4.Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
2. Ter zitting is gebleken dat partijen tot een overeenstemming zijn gekomen. De afgelopen tijd zijn drie van de zes vergunde padelbanen gerealiseerd en geëxploiteerd. Eisers hebben aangegeven dat zij zich kunnen verenigen met de huidige exploitatie van drie van de zes vergunde padelbanen, mits een voorschrift wordt opgenomen in de omgevingsvergunning dat het geluidscherm in stand zal worden gehouden zolang de drie padelbanen geëxploiteerd worden. Vergunninghoudster heeft aangegeven dat zij de overige drie vergunde padelbanen niet zal realiseren. Eisers en vergunninghoudster verzoeken daarom de rechtbank om bestreden besluit I gedeeltelijk te vernietigen voor zover dat ziet op de drie niet-gerealiseerde padelbanen en het ontbreken van een voorschrift bij de omgevingsvergunning dat het geluidscherm in stand zal worden gehouden zolang de drie padelbanen geëxploiteerd worden. Daarnaast verzoeken zij de rechtbank om zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat als voorschrift aan de omgevingsvergunning wordt toegevoegd dat het geluidscherm in stand zal worden gehouden zolang de drie padelbanen in gebruik zijn. Eisers en vergunninghoudster hebben aangegeven dat bestreden besluit II dan in stand kan blijven. Verweerder heeft aangegeven hiermee akkoord te gaan, mits hij geen proceskosten hoeft te vergoeden. Eiser I en eisers II hebben hierop aangegeven af te zien van een proceskostenvergoeding.
3. De rechtbank ziet aanleiding om de verzoeken van partijen te honoreren. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de beroepen tegen bestreden besluit I gegrond zijn en dat bestreden besluit I vernietigd zal worden voor zover dat ziet op de drie niet-gerealiseerde padelbanen en het ontbreken van een voorschrift bij de omgevingsvergunning dat het geluidscherm in stand zal worden gehouden zolang de drie padelbanen geëxploiteerd worden. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat als voorschrift aan de omgevingsvergunning wordt toegevoegd dat het geluidscherm in stand zal worden gehouden zolang de drie padelbanen in gebruik zijn. De beroepen van eiser I en eisers II tegen bestreden besluit II worden ongegrond verklaard.
4. Omdat de rechtbank de beroepen tegen bestreden besluit I gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het betaalde griffierecht in deze zaken vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat eiser I en eisers II hebben aangegeven af te zien van een proceskostenvergoeding. Eisers III hebben geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
5. De beroepen tegen bestreden besluit II zijn ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit standhoudt. Eisers krijgen daarom het betaalde griffierecht in deze zaken niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
De rechtbank:
-verklaart de beroepen tegen bestreden besluit I gegrond;
-verklaart de beroepen tegen bestreden besluit II ongegrond;
-vernietigt bestreden besluit I voor zover dat ziet op de drie niet-gerealiseerde padelbanen en het ontbreken van een voorschrift bij de omgevingsvergunning dat het geluidscherm in stand zal worden gehouden zolang de drie padelbanen geëxploiteerd worden;
-bepaalt dat als voorschrift aan de omgevingsvergunning wordt toegevoegd dat het geluidscherm in stand zal worden gehouden zolang de drie padelbanen in gebruik zijn;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van bestreden besluit I;
-bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser I, € 184,- aan eisers II en € 365,- aan eisers III moet vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2025 door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Klein, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.