Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op humanitaire gronden, specifiek medische behandeling. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend die op 28 november 2019 was ingewilligd, met een geldigheidsduur tot 21 augustus 2020. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 23 maart 2020, werd het beroep van de verzoeker op 15 april 2021 gegrond verklaard, wat leidde tot een nieuw besluit van de verweerder. Dit nieuwe besluit, genomen op 24 juni 2022, verleende de vergunning voor een langere periode, tot 21 augustus 2024.
Echter, op 27 oktober 2020 had de verzoeker opnieuw een aanvraag ingediend voor verlenging van de verblijfsvergunning, die ook werd ingewilligd, maar het bezwaar daartegen werd ongegrond verklaard op 16 maart 2021. De verzoeker heeft vervolgens op 13 april 2021 beroep ingesteld tegen dit besluit, maar trok dit beroep op 13 juli 2022 in, met een verzoek om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat er geen aanleiding is om de verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, omdat de verweerder niet tegemoet is gekomen aan de verzoeker in de context van het ingetrokken beroep. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, waarbij zij zich baseerde op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).