ECLI:NL:RBDHA:2025:12167
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'humanitair niet-tijdelijk'. Eiser, geboren in 1996 en van Turkse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend met het doel om zijn familieleven met zijn moeder in Nederland te kunnen uitoefenen. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet beschikte over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van dit vereiste. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet alle feiten en omstandigheden in de beoordeling heeft betrokken en dat er wel degelijk sprake is van een afhankelijkheidsrelatie met zijn moeder, wat in het kader van artikel 8 van het EVRM in zijn voordeel zou moeten worden gewogen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van verweerder is gebaseerd op een onjuiste feitelijke grondslag. Eiser heeft bewijsstukken overgelegd die aantonen dat hij in 2018 niet in Turkije heeft gewoond, zoals een Turks paspoort en schooldocumenten. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat eiser in die periode in Turkije verbleef en dat dit onjuiste uitgangspunt heeft geleid tot een ondeugdelijke belangenafweging. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens worden de proceskosten van eiser vergoed.