In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 24 juni 2025, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn waarbinnen de minister had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden en dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor was het beroep terecht ingediend.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de minister moet worden betaald, en het door eiser betaalde griffierecht moet eveneens worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier, en is openbaar gemaakt op 24 juni 2025.