ECLI:NL:RBDHA:2025:12371

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
NL21.11792
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning voor familie- of gezinslid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij een bepaalde persoon. Het bestreden besluit, genomen door de minister van Asiel en Migratie, was op 6 juli 2021 genomen en verklaarde het bezwaar ongegrond. De verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen werd opgemerkt dat er eerder op 23 november 2021 al een uitspraak was gedaan in een aan deze zaak gerelateerde bodemzaak, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11792

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning met als doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [naam]’ ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verder heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van 23 november 2021, zaaknummer NL21.11791, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep waarop deze voorlopige voorziening betrekking heeft. Er is dus niet langer sprake van een aan het verzoek connexe bodemzaak, zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Het verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2025 door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.