ECLI:NL:RBDHA:2025:1238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
NL24.21558 en NL24.21560
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) na negatief advies UWV

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA). Eiser had op 6 december 2023 een aanvraag ingediend, die door verweerder op 25 januari 2024 werd afgewezen na een negatief advies van het UWV. De rechtbank heeft de zaak op 28 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het UWV. Eiser betoogde dat hij wel degelijk voldeed aan de eisen voor de functie van specialiteitenkok, onder andere door zijn opleiding en werkervaring aan te voeren. Hij stelde dat zijn stage en eerdere werkervaring meetelden voor de vereiste twee jaar werkervaring na het behalen van zijn diploma.

De rechtbank oordeelde echter dat verweerder de aanvraag terecht had afgewezen. De rechtbank concludeerde dat het UWV-advies voldoende inzichtelijk en concludent was en dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de juistheid ervan. Eiser had geen contra-expertise overgelegd die zijn kwalificaties zou onderbouwen. De rechtbank oordeelde ook dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat er geen reden was om aan te nemen dat het horen van eiser tot een ander besluit zou leiden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bleef het bestreden besluit in stand. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak was gedaan in het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.21558 en NL24.21560

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. J.E. Jalandoni),
en
de Minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. M.I. Latul).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA). Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening dat eiser heeft ingediend.
1.1
Eiser heeft op 6 december 2023 een aanvraag ingediend voor een GVVA. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 25 januari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 mei 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, E. Kosanovic als tolk, de gemachtigde van verweerder, [naam] namens het UWV en twee toehoorders van het UWV.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft op 6 december 2024 een aanvraag ingediend voor een GVVA voor arbeid in loondienst. Deze aanvraag heeft verweerder na een negatief advies van het UWV [2] afgewezen. [3] Eiser is volgens het UWV niet opgeleid voor de functie van specialiteitenkok en heeft niet de minimaal vereiste twee jaar werkervaring na het behalen van zijn diploma. [4] Verweerder heeft daarnaast de huidige vergunning van eiser niet verlengd omdat deze vergunning niet voor langer dan één jaar wordt toegekend. [5]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en vindt dat het moet worden vernietigd. Verweerder had eiser moeten horen om meer duidelijkheid te krijgen over de inhoud van zijn opleiding en zijn werkervaring. Daarnaast blijkt uit de ‘mark sheet’ bij zijn diploma dat ‘food production’ een wezenlijk onderdeel is van de opleiding. Dit onderdeel betreft het daadwerkelijk bereiden van gerechten en maaltijden. Daarom is niet te volgen dat eiser qua niveau en inhoud niet opgeleid zou zijn voor het vak specialiteitenkok. Verder moeten zijn stagewerkzaamheden wel meetellen voor opleiding en werkervaring, omdat hij werkzaam was als stagiair in de keuken bij een Indiase chef. Zijn werkzaamheden betroffen ook de voorbereiding van alle gerechten. Nu hij volledig meegedraaid heeft in de keuken, is het onredelijk om dit niet mee te tellen als werkervaring. Daarbij heeft eiser relevante werkervaring opgedaan bij Maan Restaurant, van 1 oktober 2021 tot 22 september 2022 in de keuken als junior chef (Commis) bij de tandoor afdeling. Ook heeft eiser in de keuken gewerkt voor de hotelketen Radisson Blu Udaipur Palace van 18 november 2020 tot 8 april 2021. Tot slot verwijst eiser naar zijn CV. Eiser heeft cateringwerkzaamheden verricht sinds 2019 voor gerenommeerde hotels, zoals Taj, Marriott en Hilton. Voor het Hilton heeft eiser eveneens als (junior) chef (Commis) gewerkt bij de curry afdeling gedurende zes maanden. Alles bij elkaar heeft eiser dus wel het juiste diploma en de relevante werkervaring.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt.
4.1
Een verblijfsvergunning voor arbeid in loondienst kan worden verleend als er geen afwijzingsgrond van toepassing is uit artikel 16 van de Vreemdelingenwet (Vw) of artikel 8 of 9 van de Wav. Verweerder moet hierbij advies vragen aan het UWV. [6] Voor de functie van specialiteitenkok waarvoor eiser in aanmerking wil komen geldt het Convenant Aziatische Horeca. Hieruit volgt dat, in het geval van eiser, een werknemer traditionele gerechten uit een van de Aziatische keukens moet kunnen bereiden op basis van originele recepten. Hiervoor is een diploma vereist dat gelijkgesteld kan worden met een koksopleiding op minimaal mbo-3 niveau. [7] Ook is minimaal 2 jaar relevante werkervaring na het behalen van het diploma vereist.
Mag verweerder van het UWV advies uitgaan?
5. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) moet verweerder, indien hij een UWV advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ervan vergewissen dat dit advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. [8] Verweerder mag bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
5.1
Naar het oordeel van de rechtbank is het UWV-advies van 24 januari 2024 voldoende inzichtelijk en concludent. Zo blijkt uit het UWV advies waarom is gesteld dat eiser niet is opgeleid voor de functie van specialiteitenkok. Eiser heeft weliswaar een diploma behaald aan het International Institute of Hotel Management te Ahmedabad. Dit staat volgens de diplomawaardering door het IDW [9] gelijk aan een Nederlandse mbo niveau 4 opleiding in de richting van horeca en toerisme. Uit de ‘Mark sheets’ van de opleiding blijkt echter dat gedurende deze opleiding geen vakken worden aangeboden die zien op de functie van (specialiteiten)kok, aldus het UWV. Daarom voldoet de opleiding van eiser niet voor deze functie. Dat eiser wel het algemene vak ‘food production’ heeft gevolgd maakt dit niet anders, omdat niet duidelijk is dat dit vak betrekking heeft op het bereiden van traditionele gerechten uit een van de Aziatische keukens op basis van originele recepten. Verder blijkt uit het diploma ook niet dat dit vak een wezenlijk onderdeel is van de opleiding. Het merendeel van de vakken op de ‘mark sheet,’ zoals Hospitality Technology, Front Office Operation en Marketing, zien niet op de functie van specialiteitenkok.
5.2
Uit de door eiser overgelegde stageverklaring van Atithi Indian Restaurant blijkt dat eiser gedurende de periode van 19 december 2022 tot 7 december 2023 met succes een stage heeft afgerond. Op de GVVA aanvraag voor lerend werken om deze stage te kunnen doen is echter aangegeven dat het een functie in de bediening betrof. Daarbij komt dat op het certificaat staat dat eiser hierbij ervaring heeft opgedaan in bedrijfsvoering, frontoffice, gastrelaties, verkoop, omzetbeheer, administratie, marketing, inkoop, dienstbeheer, financiën en technisch onderhoud. Ook is dit niet minimaal twee jaar relevante werkervaring die eiser na het behalen van zijn diploma moet hebben opgedaan. De overige werkervaring die eiser heeft genoemd is niet opgedaan na het behalen van zijn diploma, dus kan om die reden evenmin meetellen. Daarom voldoet ook deze werkervaring dus niet.
5.3
Uit de verklaring van Rice ’n Spice Indian Cuisine volgt dat de werkgever een positieve ervaring heeft met eiser als Indian chef level 4 en dat hij in staat is de gerechten in de keuken te bereiden. Hieruit leidt het UWV af dat er blijkbaar voor het uitoefenen van de functie van eiser geen gespecialiseerd personeel nodig is, omdat eiser deze functie vervuld heeft en zelf niet gespecialiseerd is. Daarom is er volgens het UWV dus prioriteitgenietend aanbod dat, desnoods met een korte interne opleiding, geschikt gemaakt kan worden.
5.4
Ter zitting is door het UWV toegelicht dat eiser de mogelijkheid heeft een contra-expertise in te brengen, bijvoorbeeld in de vorm van een rapport ‘Erkenning Verworven Competenties’ (EVC rapport). Daaruit kan blijken dat iemand toch beschikt over de benodigde kwalificaties, zonder het vereiste diploma en/of de benodigde werkervaring. Eiser heeft echter geen EVC rapport of een ander contra-expertise rapport overgelegd. Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor twijfel aan het UWV-advies.
5.5
Gelet op het voorgaande is de conclusie dat prioriteitgenietend aanbod aanwezig is, naar het oordeel van de rechtbank begrijpelijk en voldoende gemotiveerd. Verweerder mocht uitgaan van het door het UWV uitgebrachte advies nu niet is gebleken van concrete aanknopingspunten voor twijfel aan dit advies en er ook geen contra-expertise is ingebracht. Verweerder heeft de aanvraag dan ook mogen afwijzen.
Is de hoorplicht geschonden?
6. Tot slot oordeelt de rechtbank dat verweerder de hoorplicht niet heeft geschonden. Van het horen in bezwaar mag alleen worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. Dat doet zich hier voor, gelet op wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd, bezien in het licht van het primaire besluit en artikel 8 van de Wav. Het is in de eerste plaats aan eiser om aannemelijk te maken dat hij aan de voorwaarden voor de gevraagde vergunning voldoet. Indien hij dat niet doet, heeft verweerder niet zonder meer de verplichting om hem te horen om eventuele onduidelijkheden over zijn opleiding op te helderen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit blijft daarom in stand.
8. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit. [10]
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.S. Clerx, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep
of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als verweerder.
2.Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
3.Op grond van artikel 3.31 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (het Vb).
4.Op grond van artikel 8, eerste lid en onder a, van Wet arbeid vreemdelingen (Wav), artikel 3 van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 (RuWav) en paragraaf 6.1 van Bijlage I van de uitvoeringsregels bij de RuWav.
5.Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder k, van het Vb.
6.Op grond van artikel 14a van de Vreemdelingenwet 2000.
7.Zie bijlage 2 van het Convenant Aziatische horeca.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 21 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:575 en 15 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4692.
9.Internationale Diplomawaardering.
10.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid van de Awb.