In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een biseksuele vrouw uit Tanzania behandeld. Eiseres, geboren op [geboortedatum], heeft op 9 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 26 juli 2021 afgewezen. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 22 juli 2022, waarin het beroep van eiseres gegrond werd verklaard, heeft de minister op 22 januari 2025 opnieuw de aanvraag afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 25 juni 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.
Eiseres voert aan dat zij biseksueel is en dat zij in 2017 tijdens een bijeenkomst voor lhbti-personen is opgepakt en mishandeld. De minister heeft de geloofwaardigheid van haar seksuele gerichtheid en de problemen die zij als gevolg daarvan heeft ervaren, betwist. De rechtbank oordeelt dat de minister niet onterecht heeft geoordeeld dat de verklaringen van eiseres summier en onvoldoende authentiek zijn. De rechtbank concludeert dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan houden, maar verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, met de rechtsgevolgen in stand. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,-.
De rechtbank benadrukt dat in zaken waarin lhbti-geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling ligt bij het persoonlijke verhaal van de vreemdeling. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij problemen ondervindt als gevolg van haar seksuele gerichtheid, en dat de minister de afwijzing van haar asielaanvraag terecht heeft gehandhaafd.