ECLI:NL:RBDHA:2025:12416
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.C. van Asperen, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn asielaanvraag in de verlengde procedure op 21 januari 2025 als kennelijk ongegrond had afgewezen. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft deze aanvraag afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening, aangezien er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een ander zaaknummer (NL24.3942) dat betrekking had op het beroep van de verzoeker. Hierdoor was de situatie veranderd en was de voorlopige voorziening niet meer nodig. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan zonder zitting en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals bepaald in artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).