ECLI:NL:RBDHA:2025:1244

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
NL24.24105
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor verblijf bij stiefmoeder op basis van hechte persoonlijke banden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2025, wordt het beroep van twee Nigeriaanse dochters tegen de afwijzing van hun aanvraag voor verblijf bij hun vader en stiefmoeder in Nederland behandeld. De aanvraag was afgewezen door de Minister van Asiel en Migratie op 22 december 2022, en het bezwaar hiertegen werd op 14 mei 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 28 oktober 2024 behandeld, waarbij de referent, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De eisers, geboren in 2009 en 2013, verblijven bij hun moeder in Nigeria en zijn de dochters van de referent. De aanvraag voor verblijf werd afgewezen omdat niet voldaan werd aan de voorwaarden, waaronder het vereiste dat de referent Nederlander moet zijn of een niet-tijdelijk verblijfsrecht moet hebben. De rechtbank oordeelt dat de referent geen Nederlander is en geen verblijfsvergunning heeft, waardoor de aanvraag terecht is afgewezen. De echtgenote van de referent is wel Nederlander, maar de dochters zijn niet haar biologische of juridische kinderen, wat ook een reden is voor de afwijzing.

Eisers betogen dat er wel hechte persoonlijke banden zijn met de echtgenote van de referent, maar de rechtbank concludeert dat de dochters feitelijk niet tot het gezin van de echtgenote behoren. De rechtbank stelt dat er geen sprake is van hechte persoonlijke banden in de zin van artikel 8 van het EVRM, omdat de dochters hun hele leven bij hun moeder in Nigeria wonen en de echtgenote hen slechts één keer heeft ontmoet. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24105

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], V-nummers: [v-nummer 1] en [v-nummer 2] , eisers
(gemachtigde: mr. H.H.R. Bruggeman),
en
de Minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. M.I. Latul).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor verblijf bij hun vader en stiefmoeder in Nederland.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 22 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 mei 2024 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eisers, A.K. Umar als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eisers zijn geboren op [geboortedatum 1] 2009 en [geboortedatum 2] 2013. Zij hebben de Nigeriaanse nationaliteit en verblijven bij hun moeder in Nigeria. Zij zijn de dochters van referent, [referent] . Eisers hebben verblijf gevraagd in Nederland bij referent en zijn echtgenote, [naam] . Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat niet aan de voorwaarden wordt voldaan.
Wat vinden eisers in beroep?
3. Eisers zijn het niet eens met het besluit en vinden dat het onvoldoende gemotiveerd is en daarom moet worden vernietigd. Zij stellen dat er bij de toets aan de hechte persoonlijke banden ten onrechte alleen is gekeken naar de formele vereisten. Deze vereisten zeggen volgens eisers echter niks over de inhoud en sterkte van de band. Het is heel bijzonder dat in korte tijd zo’n sterke band is opgebouwd door de echtgenote van referent met zijn dochters. Zij heeft zelf geen kinderen en doet alles voor ze. Er is dagelijks contact, ze stuurt geld, denkt mee en haar band met de kinderen is even sterk als met hun moeder. Dat zij geen gezag heeft is geen probleem, want de vader kan dat uitoefenen. Nu er ten onrechte geen hechte persoonlijke banden zijn aangenomen, vinden eisers dat er ook ten onrechte geen belangenafweging is gemaakt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen oordelen dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan en de aanvraag van eisers als ongegrond heeft mogen afwijzen. Zij legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Voldoen referent en zijn echtgenote aan de voorwaarden?
5. Een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning kan worden afgewezen als niet aan de voorwaarden wordt voldaan. [2] Eén van die voorwaarden is dat de referent Nederlander moet zijn, of een niet-tijdelijk verblijfsrecht moet hebben. [3] Ook moet het kind onder het rechtmatige gezag van de referent staan. [4] Een andere voorwaarde is dat het minderjarige biologische of juridische kind van de hoofdpersoon feitelijk behoort tot het gezin van die hoofdpersoon. Dat moet ook al in het land van herkomst zo zijn geweest. Een kind hoort feitelijk bij het gezin van de ouder(s) als tussen het kind en de ouder(s) sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. [5] Daarvoor moet sprake zijn van hechte persoonlijke banden. [6]
5.1
Referent is geen Nederlander en hij is geen EU onderdaan. Ook heeft referent geen verblijfsvergunning, al loopt daar wel een aparte procedure voor. Referent voldoet dus (nog) niet aan de voorwaarden en daarom mocht verweerder de aanvraag voor verblijf bij hem afwijzen. De echtgenote van referent is Nederlander, dus zij voldoet aan de voorwaarde van rechtmatig verblijf, zoals hierboven onder punt 5 genoemd. De dochters van referent zijn echter niet haar biologische of juridische kinderen. Verweerder heeft daarom kunnen concluderen dat de echtgenote van referent ook niet aan deze voorwaarden voldoet.
Zijn er hechte persoonlijke banden tussen de echtgenoot van referent en zijn dochters?
5.2
Verweerder heeft in het besluit ook getoetst aan de hechte persoonlijke banden in het kader van artikel 8 van het EVRM. Daarbij is gesteld dat wegens het ontbreken van de hechte persoonlijke banden er eveneens niet wordt voldaan aan het vereiste dat de kinderen feitelijk tot het gezin van referent en zijn echtgenote behoren. Volgens eisers is er wel een hele bijzondere band met de echtgenote van referent. Daarom zijn er volgens eisers wel hechte persoonlijke banden en had verweerder tot een andere conclusie moeten komen.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat de dochters van referent niet feitelijk bij het gezin van de echtgenote van referent horen. Verweerder heeft kunnen overwegen dat er in dit kader geen sprake is van hechte persoonlijke banden. Daarbij mocht verweerder betrekken dat de dochters al hun hele leven bij hun moeder in Nigeria wonen en dat de echtgenote van referent ze slechts één keer in het echt heeft ontmoet, terwijl zij al 10 en 14 jaar oud zijn. Dat de echtgenote niet aanwezig was bij de zitting, omdat zij op bezoek was bij de dochters in Nigeria, maakt dit niet anders. Dat er sprake is van een hele bijzondere band die in korte tijd is opgebouwd, dat er veel contact is, dat de echtgenote van referent een bijdrage levert in de kosten, dat zij zich als een tweede moeder voelt en de kinderen ook op haar zijn gesteld betekent niet dat er daarom sprake is van hechte persoonlijke banden als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Daarvoor is meer vereist. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat de echtgenote nooit met de kinderen als gezin heeft samengewoond. Ook mocht verweerder betrekken dat de echtgenote van referent het gezag niet heeft. Dat dit volgens eisers in Afrika niet gebruikelijk is om te regelen, betekent niet dat dit niet belangrijk is voor het vaststellen van hechte persoonlijke banden. Verweerder mocht gelet op het voorgaande concluderen dat er geen sprake is van hechte persoonlijke banden met de echtgenote van referent en zijn kinderen. Daarom is er ook geen sprake van gezinsleven op grond van artikel 8 van het EVRM. Nu er geen sprake is van gezinsleven op grond van artikel 8 van het EVRM, hoefde verweerder ook geen belangenafweging te maken. Dit laatste volgt uit een uitspraak van de hoogste bestuursrechter. [7]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en het bestreden besluit in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.S. Clerx, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als verweerder.
2.Op grond van artikel 16 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Op grond van artikel 3.15, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
4.Op grond van artikel 3.14 onder c, van het Vb.
5.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
6.zie paragraaf B7/3.2.1 gelezen in samenhang met paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188, r.o. 4.1 en 5.