ECLI:NL:RBDHA:2025:12445
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Einduitspraak na prejudiciële vragen over de Richtlijn Tijdelijke Bescherming met betrekking tot een prematuur opgelegd terugkeerbesluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft een terugkeerbesluit dat op 7 februari 2024 aan de eiser is opgelegd, enkele weken voordat zijn rechtmatig verblijf op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming zou eindigen op 4 maart 2024. De rechtbank heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, die op 19 december 2024 zijn beantwoord. Het Hof heeft geoordeeld dat artikel 6 van de Terugkeerrichtlijn zich verzet tegen het opleggen van een terugkeerbesluit aan een derdelander die rechtmatig verblijft, zelfs als dat verblijf binnenkort eindigt. De rechtbank concludeert dat het terugkeerbesluit prematuur is opgelegd en vernietigt het besluit. De minister wordt veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 9.849,90. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld.