ECLI:NL:RBDHA:2025:12533

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
NL25.23470
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had eerder een uitspraak van de rechtbank ontvangen waarin de minister was opgedragen om binnen een bepaalde termijn een beslissing te nemen. Aangezien de minister deze termijn had overschreden, heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk is, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen. De rechtbank heeft de minister een nieuwe termijn van vier weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, met de waarschuwing dat er een dwangsom van € 250,- per dag kan worden opgelegd bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 37.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 8 juli 2025.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.23470
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M. van Werven),
en
de minister van Asiel en Migratie, de minister.
Procesverloop
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank van 7 november 2024.¹ In die uitspraak staat onder meer dat de minister binnen acht weken na de dag van verzending van die uitspraak een nader gehoor moest houden op de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag) en dat de minister, als de aanvraag van eiser over zou gaan naar de verlengde asielprocedure, binnen acht weken na het nader gehoor op de aanvraag een beslissing moest nemen, in ieder geval binnen zestien weken na die uitspraak. Eiser stelt nu beroep in, omdat de minister binnen die termijn geen beslissing heeft genomen op de aanvraag.
Overwegingen
1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.²
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.³
Is het beroep van eiser ontvankelijk?
3. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 7 november 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw

1.NL24.34105.

2 Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
besluit.⁴ Ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling is het beroep van eiser dus ontvankelijk.
Is het beroep van eiser gegrond?
4. De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn alsnog een besluit heeft genomen op de aanvraag. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
5. De rechtbank geeft de minister in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.⁵
6. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van 21 maanden⁶ is overschreden. De rechtbank overweegt dat de termijn van 21 maanden ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere beslistermijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere beslistermijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij moet zij rekening houden met zowel het belang van een snelle als een zorgvuldige besluitvorming.⁷ De omstandigheid dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, is één van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt.
7. Naast het verstrijken van de uiterste beslistermijn van 21 maanden, heeft te gelden dat eiser inmiddels is gehoord omtrent zijn asielmotieven. In het licht van het samenstel van deze omstandigheden legt de rechtbank een kortere nadere beslistermijn op dan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) met het 8+8-wekenmodel heeft ontwikkeld in haar uitspraak van 8 juli 2020⁸. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
8. In het geval het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist, dan draagt de bestuursrechter het bestuursorgaan op om dit binnen een bepaalde termijn alsnog te doen. De bestuursrechter verbindt aan het niet-naleven daarvan een dwangsom.⁹ In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet)¹⁰ was bepaald dat deze bepalingen niet van toepassing zijn op een besluit op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De ABRvS heeft echter in haar uitspraak van 30 november 2022¹¹ geoordeeld dat deze bepaling uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend was. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de minister wél opdraagt om binnen een bepaalde termijn alsnog een

4.ECLI:NL:RVS:2021:774.

5 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
6 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
7 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.
9 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
10 De Tijdelijke wet was van kracht van 11 juli 2021 tot 15 april 2025 en is op deze zaak nog van toepassing.
besluit bekend te maken en dat de bestuursrechter aan het niet naleven door de minister een dwangsom verbindt.
9. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hanteren.¹² De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 37.500,-.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat de minister binnen vier weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om
  • bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
12 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 juli 2025
Documentcode: [documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.