In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had eerder een uitspraak van de rechtbank ontvangen waarin de minister was opgedragen om binnen een bepaalde termijn een beslissing te nemen. Aangezien de minister deze termijn had overschreden, heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk is, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen. De rechtbank heeft de minister een nieuwe termijn van vier weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, met de waarschuwing dat er een dwangsom van € 250,- per dag kan worden opgelegd bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 37.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 8 juli 2025.