In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 juli 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Ethiopische eiser behandeld. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Koning, heeft op 3 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 14 maart 2025 afgewezen, wat de eiser heeft doen besluiten om beroep aan te tekenen. De rechtbank heeft op 1 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de eiser als de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. De eiser heeft aangevoerd dat hij problemen heeft met de Ethiopische autoriteiten vanwege de politieke activiteiten van zijn familieleden. Hij heeft een arrestatiebevel overgelegd als bewijs van zijn situatie. De minister heeft echter de geloofwaardigheid van de eiser en zijn asielmotieven in twijfel getrokken, onder andere omdat de eiser niet voldoende objectieve documenten heeft overgelegd om zijn relaas te onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat de minister in strijd heeft gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door de eiser niet in de gelegenheid te stellen om te reageren op belangrijke documenten die aan de afwijzing ten grondslag lagen. Dit gebrek in de procedure leidt tot de vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank beveelt de minister om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van de eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens worden de proceskosten van de eiser vergoed, vastgesteld op € 1.814,-.