ECLI:NL:RBDHA:2025:12683

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
09/009512-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van 4-CMC, een omgebouwd alarmpistool en munitie

De rechtbank Den Haag heeft op 24 april 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 9 januari 2025 in Boskoop en 's-Gravenhage werd aangehouden voor het bezit van 3070 gram 4-CMC, een omgebouwd alarmpistool en munitie. De verdachte, geboren in 1989 en op dat moment gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A.C. de Bruijn. De officier van justitie, mr. T. Berger, eiste een gevangenisstraf van 13 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de drugs en het wapen in zijn bezit had, wat een ernstig risico voor de veiligheid van anderen met zich meebracht. De verdachte verklaarde dat hij de drugs en het wapen als een vriendendienst onder zich had gehouden, maar de rechtbank vond deze verklaring niet overtuigend. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte en het reclasseringsadvies, waaruit bleek dat hij een gemiddeld recidiverisico had. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid en veiligheid. De verdachte had bijgedragen aan de illegale drugshandel en het bezit van een vuurwapen verhoogde de risico's voor de samenleving. De rechtbank vond dat de opgelegde straf in overeenstemming moest zijn met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/009512-25
Datum uitspraak: 24 april 2025
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 24 april 2025.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A.C. de Bruijn, is op de terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. T. Berger heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering en deelname aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1
hij op of omstreeks 9 januari 2025 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 3070 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende 4-CMC, zijnde 4-CMC een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
2
hij op of omstreeks 9 januari 2025 te ’s-Gravenhage een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd alarmpistool, van het merk Bruni, type BBM 315 auto, kaliber 6,35 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad
3
hij op of omstreeks 9 januari 2025 te ’s-Gravenhage munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6 kogelpatronen van het kaliber 6.35 mm voorhanden heeft gehad.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewezenverklaring van het feit volgt rechtstreeks uit de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1
hij op 9 januari 2025 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 3070 gram van een materiaal zijnde 4-CMC, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op 9 januari 2025 te ’s-Gravenhage een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd alarmpistool, van het merk Bruni, type BBM 315 auto, kaliber 6,35 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
3
hij op 9 januari 2025 te ’s-Gravenhage munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6 kogelpatronen van het kaliber 6.35 mm, voorhanden heeft gehad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van ruim drie kilo 4- CMC, één vuurwapen en meerdere stuks munitie. De verdachte heeft verklaard dat hij de drugs, het wapen en de munitie onder zich hield als een eenmalige vriendendienst. Hiervoor zou hij een geringe geldelijke beloning ontvangen. De verdachte heeft verder verklaard dat hij niet de intentie had om iemand kwaad te doen en dat hij geen criminele doeleinden nastreefde. Naar eigen zeggen wist hij niet hoe strafbaar zijn handelen was. Deze verklaring overtuigt de rechtbank niet. De rechtbank denk dat zij niet het hele verhaal heeft gehoord en blijft met vragen zitten over de ware toedracht van de situatie.
De rechtbank heeft niet het beeld gekregen dat de verdachte een doorgewinterde crimineel is, maar dit doet niet af aan de ernst van de gepleegde feiten. Deze hebben (potentieel) een zeer gevaarzettend karakter. Het bezit van een vuurwapen en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. De praktijk wijst immers uit dat het bezit van vuurwapens vaak leidt tot het gebruik daarvan en dit zorgt niet zelden voor levensgevaarlijke situaties. Vooral de combinatie van een vuurwapen met een grote hoeveelheid drugs baart de rechtbank zorgen. Het is algemeen bekend dat synthetische drugs, en verdovende middelen in het algemeen, zeer schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Bovendien heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een illegale markt voor drugs. Door feiten als de onderhavige worden gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 7 maart 2025. Blijkens dit uittreksel is de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 25 maart 2025, waaruit volgt dat het sociaal netwerk en zijn financiële situatie als delictgerelateerd kunnen worden beschouwd. Op het moment is sprake van een gemiddeld recidiverisico. De reclassering adviseert om, bij veroordeling van de verdachte, hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het deelnemen aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en het inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat in aanmerking genomen de strafeis van de officier van justitie en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. De officier van justitie houdt in sterke mate rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank waardeert deze omstandigheden ten opzichte van de normhandhaving en -waarborging anders. Het is op deze grond dat de rechtbank de hierna te vermelden straf zal opleggen, die zwaarder is dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering en deelname aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en is gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 10 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst I;
  • 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt;
t.a.v. feit 1
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
t.a.v. feit 3

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot;

een gevangenisstraf voor de duur van 13 (DERTIEN) MAANDEN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland aan de Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (CoVa) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.L.S. Ceulen, voorzitter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
mr. J. Herfkens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Schuijt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 april 2025.