ECLI:NL:RBDHA:2025:12700

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
NL25.24140
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser op basis van geloofwaardigheid van geboortedatum en asielrelaas

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser behandeld. Eiser, die afkomstig is uit Ethiopië, heeft op 5 juli 2022 een asielaanvraag ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 21 mei 2025 afgewezen, omdat de minister de aanvraag ongegrond achtte. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 9 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende gemotiveerd heeft waarom hij is uitgegaan van de in Italië geregistreerde geboortedatum van eiser, die in 2000 ligt. Eiser heeft wisselend verklaard over zijn geboortedatum, wat de minister aanleiding gaf om aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen te twijfelen. De rechtbank concludeert dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag terecht in stand heeft gehouden, omdat de verklaringen van eiser over zijn arrestatie en de omstandigheden in de gevangenis summier en vaag zijn. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij daadwerkelijk het slachtoffer is van vervolging.

De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om zijn asielmotieven aannemelijk te maken. De rechtbank concludeert dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de gestelde vrees voor vervolging niet is aangenomen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.24140

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. B.H. Werink),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser is het niet eens met deze afwijzing. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 5 juli 2022 een asielaanvraag ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 21 mei 2025 de aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in juni 2020 heeft deelgenomen aan een demonstratie na de dood van een zanger die opkwam voor de rechten van Oromo. Eiser stelt twee dagen na deze demonstratie op straat te zijn opgepakt door de politie en naar een grote loods te zijn gebracht die als gevangenis werd gebruikt. Volgens eiser heeft hij een jaar vastgezeten en is hij tijdens een transport er in geslaagd met andere gevangenen te ontsnappen aan de bewakers. Eiser is via Italië naar Nederland gereisd.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst; en
  • problemen als gevolg van deelname aan een demonstratie.
Eiser zijn nationaliteit en herkomst zijn geloofwaardig geacht. Zijn identiteit en de problemen in verband met de deelname aan de demonstratie niet. Over de identiteit (geboortedatum) stelt de minister zich op het standpunt dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn geboortedatum. De overgelegde geboorteakte wijkt ook weer af van deze verklaringen. Daarbij is een geboorteakte geen identificerend document. Om die reden wordt van de in Italië geregistreerde geboortedatum uitgegaan. De verklaringen van eiser over de problemen door deelname aan de demonstratie zijn volgens de minister summier, vaag en op sommige punten ongerijmd. Het enkele feit dat eiser uit Ethiopië komt maakt eiser geen vluchteling. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Identiteit/leeftijd
5. In geschil is vooreerst of de minister van de in Italië geregistreerde geboortedatum (met geboortejaar 2000) kan uitgaan.
5.1.
In het dossier zijn verschillende geboortejaren geregistreerd.
5.2.
Eiser heeft op 6 juli 2022 in Nederland tegenover de politie verklaard dat hij in 2005 is geboren en dat hij op dat moment zeventien jaar oud is. Verbalisanten hebben -op grond van lichamelijke kenmerken en gedrag- twijfel over de opgegeven leeftijd.
5.3.
Omdat er twijfel is over de leeftijd zijn de Italiaanse autoriteiten benaderd. De Italiaanse autoriteiten hebben op 10 oktober 2022 bericht dat eiser in Italië is geregistreerd met het geboortejaar 2000. Volgens eiser heeft hij zijn geboortedatum in Italië opgeschreven. [1]
5.4.
Eiser heeft tijdens het gehoor aanmeldfase van 31 oktober 2022 naar voren gebracht dat er wel een geboorteakte in Ethiopië ligt en dat hij gaat vragen of deze kan worden opgestuurd. Op 14 mei 2025 is een geboorteakte in ontvangst genomen met als geboortejaar 2006.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
In de uitspraak van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3992, onder 6.9 tot en met 7.3, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) geoordeeld dat de leeftijd van een vreemdeling zal moeten worden beoordeeld met toepassing van het nationale bestuursrechtelijke bewijsrecht, met inachtneming van wat daarover aanvullend in het Unierecht is bepaald. De minister moet daarbij uitgaan van het vermoeden dat een vreemdeling minderjarig is, als een vreemdeling dat stelt en daarover twijfel bestaat. Het is dan aan de minister om dat vermoeden te ontzenuwen. Daarbij zal de minister steeds zorgvuldig moeten onderzoeken en deugdelijk moeten motiveren welk gewicht hij aan een bepaalde registratie toekent en waarom. Ook zal hij alle feiten en omstandigheden moeten meewegen bij het beoordelen van de leeftijd van een vreemdeling die stelt minderjarig te zijn. Als aan een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat alleen een eigen verklaring van een vreemdeling ten grondslag ligt, dan zal de minister moeten informeren onder welke omstandigheden deze verklaring is afgelegd. De vreemdeling zal een plausibele verklaring moeten geven voor deze afwijkende verklaring, omdat deze afwijking in beginsel afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen.
6.2.
In het proces-verbaal van 6 juli 2022 is neergelegd waarom er twijfel is ontstaan (o.a. vanwege een duidelijk zichtbare ademsappel en waargenomen gedrag). Daarbij is ook aangekruist dat er sprake is van een terugwijkende haargrens, terwijl op de gemaakte foto daarvan geen sprake lijkt te zijn. De gemachtigde heeft daar op gewezen, alsook op de verschillen tussen beide schouwen. De rechtbank leest in het voornemen terug dat de leeftijdsbepaling gestoeld is op de wisselende verklaringen over de geboortedata, zonder daarvoor een verschoonbare reden te hebben. Dat zal worden getoetst. Gelet op de in het besluit gegeven motivering is uiteindelijk niet zozeer de uitkomst van beide schouwen, maar de resultaten van het nadere onderzoek bepalend geweest voor de aangenomen leeftijd. [2]
6.3.
De minister wijst er terecht op dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn geboortedatum. Zo zijn er drie verschillende geboortejaren genoemd: 2000 in Italië, 2005 in de Nederlandse Dublinprocedure en 2006 in de asielprocedure.
6.4.
Eiser betrekt in beroep de stelling dat uit een overgelegde geboorteakte blijkt dat hij in 2006 is geboren. Dit is evenwel tegenstrijdig aan eerdere verklaringen, waarbij hij heeft verklaard zeventien jaar oud te zijn. [3] Dat eiser stelt moeite te hebben met het omzetten van de Ethiopische kalender naar de Nederlandse kalender kan dat niet ondervangen. Het antwoord op de vraag hoe oud eiser is staat immers los van het omrekenen van jaartellingen.
6.5.
Eiser heeft zelf gesteld dat hij in Italië zijn geboortedatum heeft opgeschreven. De suggestie dat zijn handschrift mogelijk niet goed is gelezen, en een 5 voor een 0 is aangezien, is onvoldoende om uit te gaan van het thans gestelde geboortejaar 2006.
6.6.
Onder de gegeven omstandigheden kan de minister uitgaan van de eerste, in Italië, opgegeven geboortedatum met het geboortejaar 2000. Dit is deugdelijk gemotiveerd. Hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd leidt dan ook niet tot een andere geboortedatum.
Problemen als gevolg van deelname aan demonstratie
7. In geschil is verder de geloofwaardigheid van de door eiser gestelde problemen als gevolg van deelname aan een demonstratie.
7.1.
De minister heeft in het bestreden besluit uitgelegd waarom de door eiser gestelde problemen niet geloofwaardig zijn bevonden. Daartoe is overwogen dat:
  • de verklaringen van eiser over de arrestatie summier en vaag zijn (eiser kan niet inzichtelijk maken waarom specifiek hij doelwit is geworden van de politie en twee dagen na de demonstratie, waar hij een beperkte rol als deelnemer had, is opgepakt);
  • de verklaringen van eiser over de periode dat hij gevangen is gehouden vaag en summier zijn (eiser kan geen beschrijving geven van de loods waar hij een jaar gevangen zou hebben gezeten en evenmin verklaren over het aantal gevangenen dat er zou zijn vastgehouden of mensen die hij daar heeft ontmoet);
  • de verklaringen van eiser over de ontsnapping vaag en ongerijmd zijn (dat eiser enkele minuten alleen zou zijn gelaten door agenten past volgens de minister niet bij de verklaring dat eiser een lange periode is vastgehouden en de agenten de opdracht hadden om eiser te vervoeren en te bewaken).
7.2.
De rechtbank stelt voorop dat het in de eerste plaats aan eiser is om de door hem aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden tegenover de minister aannemelijk te maken. [4] Eiser is voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn verhaal te doen tijdens het nader gehoor (met een verslag van 28 bladzijden).
7.3.
Anders dan eiser betoogt ziet de rechtbank in de wijze van stellen van vragen geen grond voor het oordeel dat eiser niet kan worden tegengeworpen dat vaag en summier is verklaard over de arrestatie. Als het gaat om de arrestatie leest de rechtbank terug dat circa dertig vragen zijn gesteld. [5] Eiser is in zijn antwoorden weinig concreet. Eiser heeft enerzijds geantwoord dat hij geen mensen kende die meededen aan de demonstratie en anderzijds dat andere mensen hem misschien hebben genoemd. Eiser stelt in beroep dat hij regelmatig het voortouw heeft genomen tijdens de demonstratie, maar in het gehoor is hierover (ook niet in antwoorden op de circa twintig vragen over de demonstratie) niets terug te vinden. Waarom eiser zou zijn opgepakt wordt, ondanks alle vragen, maar weinig concreet. De minister heeft daarom kunnen vasthouden aan het standpunt dat over de arrestatie vaag en summier is verklaard.
7.4.
Als het gaat om de loods waar eiser stelt een jaar lang in gevangenschap te hebben verbleven, wordt eveneens door eiser opgeworpen dat er niet is doorgevraagd. Ook hier leest de rechtbank terug dat er veel (circa dertig) vragen zijn gesteld. [6] De minister heeft ook hier genoegzaam uitgelegd waarom de antwoorden vaag en summier zijn. Zo weet eiser bijvoorbeeld niet of er tientallen of honderden mensen in de loods aanwezig waren en komt op de vele vragen weinig informatie terug over de plek waar eiser stelt een jaar te hebben verbleven.
7.5.
Tot slot is ook deugdelijk gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser over de ontsnapping vaag en ongerijmd zijn. Eiser heeft verklaard dat de agenten die hem moesten bewaken hem en andere gevangen enkele minuten alleen zouden hebben gelaten, door op circa vijftien meter afstand te gaan lunchen. Eiser heeft verklaard drie minuten te hebben kunnen rennen voordat de agenten er achter kwamen dat hij ontsnapt was. Volgens eiser waren er veel bomen, maar was hij toen nog steeds in het gezichtsveld van de agenten. De minister heeft uitgelegd waarom dit vaag en ongerijmd is bevonden. Eiser heeft hiertegen niet veel meer ingebracht dan dat hij geluk heeft gehad en niet goed is in inschattingen maken. De rechtbank acht dit, mede in het licht bezien van de overige verklaringen, onvoldoende om af te doen aan het standpunt van de minister dat de door eiser gestelde problemen niet aannemelijk zijn gemaakt. Dit is in het besluit ook voldoende uitgelegd.
8. Gelet op het niet geloofwaardig bevonden relaas, heeft de minister deugdelijk gemotiveerd uiteengezet waarom de gestelde vrees voor vervolging niet is aangenomen. Eiser heeft in beroep onvoldoende ingebracht om aan dit standpunt af te kunnen doen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Pag. 7 verslag nader gehoor van 14 mei 2025.
2.Zie ook de uitspraak van de ABRvS van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3147.
3.Pag. 4 verslag gehoor aanmeldfase van 8 juli 2022.
4.Zie ook de uitspraak van de ABRvS van 9 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1203, onder 1.6.
5.Vanaf pag. 16 verslag nader gehoor van 14 mei 2025.
6.Vanaf pag. 19 verslag nader gehoor van 14 mei 2025.