In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser behandeld. Eiser, die afkomstig is uit Ethiopië, heeft op 5 juli 2022 een asielaanvraag ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 21 mei 2025 afgewezen, omdat de minister de aanvraag ongegrond achtte. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 9 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende gemotiveerd heeft waarom hij is uitgegaan van de in Italië geregistreerde geboortedatum van eiser, die in 2000 ligt. Eiser heeft wisselend verklaard over zijn geboortedatum, wat de minister aanleiding gaf om aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen te twijfelen. De rechtbank concludeert dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag terecht in stand heeft gehouden, omdat de verklaringen van eiser over zijn arrestatie en de omstandigheden in de gevangenis summier en vaag zijn. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij daadwerkelijk het slachtoffer is van vervolging.
De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om zijn asielmotieven aannemelijk te maken. De rechtbank concludeert dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de gestelde vrees voor vervolging niet is aangenomen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.