ECLI:NL:RBDHA:2025:12704

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
NL25.16889
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft eerder deze maatregel al twee keer getoetst en oordeelt nu of de maatregel van bewaring sinds het sluiten van het vorige onderzoek op 14 maart 2025 nog rechtmatig is. Eiser betoogt dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije, omdat de Algerijnse autoriteiten niet adequaat reageren op de aanvraag voor een laissez-passer. De rechtbank overweegt dat de minister voldoende voortvarend handelt en dat er geen reden is om te concluderen dat de maatregel van bewaring niet rechtmatig is. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16889

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser]

[v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. S. Faber),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 28 januari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring twee keer eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 17 februari 2025. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 21 maart 2025. [2]
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Het vooronderzoek is op 16 april 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 21 maart 2025 (in de zaak NL25.11030) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek
(op 14 maart 2025) rechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
3. Eiser betoogt dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije ontbreekt. Er loopt sinds 31 januari 2025 een aanvraag om afgifte van een laissez-passer (lp) voor eiser bij de Algerijnse autoriteiten. Er wordt door de Algerijnse autoriteiten helemaal niets gedaan en er is geen aanwijzing dat het onderhavige dossier alsnog voortvarend zal worden opgepakt. Niet gezegd kan worden dat er momenteel een kans op terugkeer is binnen redelijke termijn (naar Algerije). Op het moment dat er geen zicht meer is op uitzetting binnen redelijke termijn dient de vreemdelingenbewaring te worden opgeheven. De maatregel van bewaring dient dan ook onmiddellijk te worden opgeheven met
toekenning van een schadevergoeding.
4. De rechtbank heeft deze beroepsgrond eerder getoetst. De rechtbank verwijst naar rechtsoverweging 3 van de uitspraak van 21 maart 2025. Ook uit de nieuwe voortgangsrapportage blijkt niet dat de Algerijnse autoriteiten de aanvraag hebben afgewezen of dat zij de aanvraag niet meer in behandeling hebben. Nog steeds geldt dat de Algerijnse autoriteiten enige tijd moet worden gegund om de afgifte van een lp in orde te maken. Hiermee zijn vaak meerdere maanden gemoeid. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn standpunt dat verweerder meer zou moeten doen en dat het sturen van rappels onvoldoende zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Werkt verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting?
5. Eiser betoogt ook dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Er loopt sinds 31 januari 2025 een aanvraag om afgifte van een laissez-passer (lp) voor eiser bij de Algerijnse autoriteiten. Verweerder heeft diverse malen gerappelleerd ten aanzien van deze openstaande lp-aanvraag. Tot op heden heeft verweerder echter geen ontvangstbevestiging of reactie ontvangen van de Algerijnse autoriteiten op de lp-aanvraag. De rappels die verweerder heeft verstuurd zijn in een bulk e-mail verstopt met rappels van vele andere vreemdelingen, dit heeft op dossierniveau geen enkele zin. Het is louter het afvinken van een taakje dat verweerder moet doen om te verantwoorden dat er actie is ondernomen richting de Algerijnse autoriteiten. Nu eiser al sinds eind januari 2025 in bewaring zit mag van verweerder verwacht worden dat hij meer op dossierniveau bij de Algerijnse autoriteiten aandacht vraagt voor eiser. Nu dat wordt nagelaten handelt verweerder niet voortvarend met betrekking tot de uitzetting en de bewaring dient dan ook te worden opgeheven.
6. Ook deze beroepsgrond heeft de rechtbank eerder getoetst. De rechtbank verwijst naar rechtsoverweging 5 van de uitspraak van 21 maart 2025. In de voortgangsrapportage van 14 april 2025 staat dat verweerder op 2 april 2025 een vertrekgesprek met eiser heeft gevoerd. Uit de voortgangsrapportage van 14 april 2025 blijkt verder dat verweerder na eerdere rappels nog op 20 maart 2025 en 10 april 2025 heeft gerappelleerd bij de Algerijnse autoriteiten ten aanzien van de openstaande lp-aanvraag. Hiermee werkt verweerder naar het oordeel van de rechtbank nog steeds voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door verweerder en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat niet is voldaan aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel. [3]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Rotterdam) 17 februari 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:1909.
2.Rb. Den Haag (zp Rotterdam) 21 maart 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:4785.
3.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.