Op 15 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser met een V-nummer, vertegenwoordigd door mr. V.L. van Wieringen, tegen de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft een terugkeerbesluit dat op 7 februari 2024 aan de eiser is opgelegd. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld. Uit eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de bescherming die de eiser genoot op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming per 5 maart 2024 kon worden beëindigd. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet vóór 4 maart 2024 kon worden verplicht om de Europese Unie te verlaten. Hierdoor is het beroep van de eiser kennelijk gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank concludeert dat het terugkeerbesluit is uitgevaardigd terwijl de eiser nog facultatieve tijdelijke bescherming genoot en dus legaal op het Nederlandse grondgebied verbleef. De minister is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 907,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na bekendmaking.