ECLI:NL:RBDHA:2025:12710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
NL24.7539
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit voor derdelander Oekraïne en de beëindiging van tijdelijke bescherming

Op 15 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser met een V-nummer, vertegenwoordigd door mr. V.L. van Wieringen, tegen de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft een terugkeerbesluit dat op 7 februari 2024 aan de eiser is opgelegd. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld. Uit eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de bescherming die de eiser genoot op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming per 5 maart 2024 kon worden beëindigd. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet vóór 4 maart 2024 kon worden verplicht om de Europese Unie te verlaten. Hierdoor is het beroep van de eiser kennelijk gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank concludeert dat het terugkeerbesluit is uitgevaardigd terwijl de eiser nog facultatieve tijdelijke bescherming genoot en dus legaal op het Nederlandse grondgebied verbleef. De minister is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 907,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7539

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend omdat op 7 februari 2024 een terugkeerbesluit is opgelegd.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2.
Uit de uitspraken van 23 april 2025 [2] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat de bescherming die eiser op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming genoot, met ingang van 5 maart 2024 kon worden beëindigd.
3. Uit de aangehaalde uitspraken volgt ook dat eiser niet vóór 4 maart 2024 mocht worden opdragen om de Europese Unie te verlaten door middel van het opleggen van een terugkeerbesluit.
4. Het beroep is reeds hierom kennelijk gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Het terugkeerbesluit is uitgevaardigd op een moment dat eiser nog facultatieve tijdelijke bescherming genoot en dus legaal op het Nederlandse grondgebied verbleef. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn kon nog geen terugkeerbesluit worden uitgevaardigd.
5. De minister moet de door eiser gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 907,00. [3]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 7 februari 2024;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.ECLI:NL:RVS:2025:1829 (https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@149949/202401901-2-v3/), ECLI:NL:RVS:2025:1827 (https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@149947/202402020-3-v3/) en ECLI:NL:RVS:2025:1836 (https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@149956/202402066-2-v3/).
3.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepsschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 1.