In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis en op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor de minister om te beslissen op de aanvraag is overschreden en dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft het verzoek van de minister om de behandeling van het beroep aan te houden afgewezen, omdat dit de prikkel voor de minister zou wegnemen om snel te beslissen.
De rechtbank heeft de minister een termijn van acht weken gegeven om alsnog een besluit te nemen. Indien de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank heeft een dwangsom van €100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van €15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat de minister verplicht is om binnen de gestelde termijn een besluit op de aanvraag bekend te maken. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op €453,50, en het door hem betaalde griffierecht van €194,- moet ook worden vergoed.