ECLI:NL:RBDHA:2025:12889
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Kroatië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had eerder in Kroatië een verzoek tot internationale bescherming ingediend en verweerder heeft een terugnameverzoek naar de Kroatische autoriteiten gestuurd, dat door Kroatië werd aanvaard.
Eiser voerde aan dat hij in Kroatië onmenselijk behandeld zou worden en dat hij vreest voor uitzetting naar Syrië. De rechtbank overwoog dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat men ervan uitgaat dat Kroatië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser moest bewijzen dat dit in zijn geval niet geldt, maar de rechtbank oordeelde dat hij hierin niet geslaagd was. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat er geen obstakels zijn voor dublinterugkeerders in Kroatië.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na bekendmaking.