ECLI:NL:RBDHA:2025:12922

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
NL25.14461
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en tijdelijke bescherming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag behandeld. Eiser had op 2 september 2022 een asielaanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie had niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser tijdelijke bescherming geniet, wat invloed heeft op de beslistermijn. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het beroep zonder zitting behandeld.

De rechtbank oordeelt dat de minister uiterlijk zes maanden na afloop van de tijdelijke bescherming een besluit op de asielaanvraag moet nemen. De werkingsduur van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming is verlengd tot 4 maart 2025, waardoor de beslistermijn voor de aanvragen van vreemdelingen zoals eiser is opgeschort. Eiser heeft op 10 maart 2025 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank concludeert dat deze prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.

Daarom is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft beslist dat de minister geen proceskosten aan eiser hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.14461

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A.J. de Boer),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank op het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 2 september 2022.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk?
2. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na het ontvangen van de aanvraag beslissen. [2] Eiser heeft de minister gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [3] Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld. [4]
2. Omdat eiser tijdelijke bescherming geniet, moet de minister uiterlijk zes maanden na afloop van de tijdelijke bescherming een besluit op de aanvraag nemen. [5] Op grond van artikel 43a, eerste lid, van de Vw,
3. De minister heeft bij verschillende brieven in het dossier aangegeven dat eiser onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG (de Richtlijn) valt. De rechtbank deelt dit standpunt. Ten aanzien van de afwijkende beslistermijn als gevolg van deze tijdelijke bescherming is artikel 17 van de Richtlijn van belang. Hierin staat dat de minister na afloop van de tijdelijke bescherming een besluit op de asielaanvraag moet nemen.
4. De werkingsduur van de Richtlijn is voor vreemdelingen zoals eiser in ieder geval verlengd tot 4 maart 2025. De beslistermijn van de aanvragen van de vreemdelingen, zoals eiser, die onder deze Richtlijn vallen, is daarmee tot die datum opgeschort. Vanaf 4 maart 2025 heeft de minister zes maanden om een beslissing te nemen op de aanvraag van eiser.
5. De ingebrekestelling is door eiser ingediend op 10 maart 2025. Op dat moment was de wettelijke beslistermijn van zes maanden nog niet verstreken. Dat betekent dat de ingebrekestelling te vroeg en dus prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de voorwaarden voor een ontvankelijk beroep.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder b van de Awb.
5.Artikel 43a, eerste lid van de Vw.