ECLI:NL:RBDHA:2025:12931

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
NL25.24520
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure over strafrechtelijke antecedenten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. De verzoeker, een Algerijnse migrant, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd meegedeeld dat strafrechtelijke antecedenten van de verzoeker aan de autoriteiten van Algerije zouden worden verstrekt in het kader van een laissez-passeraanvraag. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om deze verstrekking te voorkomen.

Op 12 juni 2025 is de verzoeker echter met ondersteuning van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) teruggekeerd naar Algerije, waarna hij zijn verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft hij de minister verzocht om vergoeding van de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft de minister in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, maar de minister heeft hierop niet gereageerd.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechter overweegt dat er geen sprake is van een tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75a van de Awb, omdat de minister niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een proceskostenvergoeding. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af, omdat er geen noodzaak meer was voor de minister om de strafrechtelijke gegevens van de verzoeker te delen met de Algerijnse autoriteiten, gezien de terugkeer van de verzoeker naar Algerije.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.24520

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Bij besluit van 28 mei 2025 (het primaire besluit) heeft de minister meegedeeld dat DT&V [1] voornemens is om een samenvatting van de strafrechtelijke antecedenten van eiser te verstrekken aan de autoriteiten van Algerije in het kader van een laissez-passeraanvraag.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 12 juni 2025 is verzoeker met ondersteuning van de IOM [2] teruggekeerd naar Algerije. Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. De minister heeft hierop niet gereageerd.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. In een voorlopige voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt.
Is de minister aan het verzoek tegemoetgekomen?
5. Op 28 mei 2025 heeft de minister aan verzoeker meegedeeld de strafrechtelijke antecedenten te zullen delen met de autoriteiten van Algerije. Verzoeker heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend en daarbij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Volgens verzoeker is het niet toelaatbaar de strafrechtelijke antecedenten met de autoriteiten van Algerije te delen en moet daarom de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening treffen tot schorsing van het primaire besluit. Op 12 juni 2025 is verzoeker, met ondersteuning van de IOM, teruggekeerd naar Algerije. Daarom bestond er geen noodzaak meer voor de minister om de strafrechtelijke gegevens van eiser te delen met de autoriteiten in het kader van de verkrijging van een laissez-passer. Er is geen sprake van een situatie waarin de minister de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit van 28 mei 2025 voorlopig heeft opgeschort, dan wel een maatregel heeft genomen waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt.
6. Er is dan ook geen sprake van een tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75a, eerste lid van de Awb. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten daarom af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dienst Terugkeer en Vertrek.
2.Internationale Organisatie voor Migratie.