In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Letse eiseres. De minister van Asiel en Migratie had op 4 mei 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij tevens een verzoek om schadevergoeding indiende. Tijdens de zitting op 12 mei 2025 was eiseres aanwezig, maar haar gemachtigde was afwezig. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat zij onderweg was naar België voor werk, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende gronden had om de maatregel van bewaring te handhaven, onder andere omdat eiseres zich eerder aan het toezicht had onttrokken en niet aannemelijk had gemaakt dat zij rechtmatig verblijf had in Nederland. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 mei 2025.