ECLI:NL:RBDHA:2025:12989

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
09/074373-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving met vrijspraak van verkrachting

Op 13 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving, maar heeft hem vrijgesproken van de aanklacht van verkrachting. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond tussen 2 en 3 september 2023, waarbij de aangeefster naar het huis van de verdachte, haar ex-vriend, ging om spullen op te halen. De verdachte heeft haar telefoon afgepakt, de ramen en deuren afgesloten, haar op het hoofd geslagen, aan haar haren getrokken en haar met tape vastgebonden. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 180 uren opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €750,- toegewezen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente, voor de immateriële schade die zij heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/074373-24
Datum uitspraak: 13 mei 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 januari 2025 (pro forma) en 29 april 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk-Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.M. Emeis naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 september 2023 tot
en met 3 september 2023 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, door geweld of
een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[aangeefster] meermalen heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten het brengen van zijn,
verdachtes penis in de vagina van die [aangeefster] en bestaande dat geweld en die
bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,
(telkens)
- de telefoon van die [aangeefster] heeft afgepakt,
- de woning heeft afgesloten,
- het lichaam van die [aangeefster] heeft betast,
- die [aangeefster] meermalen heeft gestompt en/of geslagen,
- tegen die [aangeefster] heeft gezegd dat zij pas kon gaan wanneer zij seks zouden
hebben, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- die [aangeefster] heeft vastgebonden met tape,
- voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van die [aangeefster] dat ze
geen seks wilde en dat haar lichaam pijn deed,
- misbruik heeft gemaakt van zijn lichamelijk overwicht op die [aangeefster] toen zij
zich fysiek verzette en/of
- een zodanig dreigende situatie heeft gecreëerd waarin die [aangeefster] zich niet
meer kon en durfde te verzetten tegen het seksuele binnendringen door verdachte
en daaraan geen weerstand meer kon en durfde te bieden;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 september 2023 tot
en met 3 september 2023 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, [aangeefster]
meermalen heeft mishandeld door (telkens)
- met zijn vuist(en) en/of diverse harde voorwerpen meermaals op en/of tegen het
hoofd, althans het lichaam van die [aangeefster] te slaan en/of te stompen,
- het hoofd van die [aangeefster] tegen een harde ondergrond te slaan/duwen,
- die [aangeefster] aan de haren over de grond te trekken en/of slepen en/of
- met een mesje in de kuiten van die [aangeefster] te prikken;
3
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 september 2023 tot
en met 3 september 2023 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, opzettelijk [aangeefster]
[aangeefster] meermalen wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd
gehouden, door (telkens)
- de telefoon van die [aangeefster] af te pakken,
- ramen en deuren van zijn, verdachtes, woning te sluiten,
- die [aangeefster] met een snoer en/of tape vast te binden,
- de mond van die [aangeefster] dicht te tapen en/of
- die [aangeefster] te bedreigen met geweld door tegen haar te zeggen “als je niet met
me neukt dan mag je niet naar huis”, althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder feit 2, voor zover dit het slaan het tegen hoofd en het trekken aan de haren betreft en onder feit 3 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde handelingen, met uitzondering van het slaan tegen het hoofd en lichaam en heeft zich met betrekking tot het onder feit 3 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat dit bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van gedachtestreepje 5, het bedreigen met geweld.
3.3.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 ten laste gelegde (verkrachting) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
3.4.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de delen van feiten 2 en 3 die bewezen zullen worden verklaard volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit ten aanzien van die delen van feiten 2 en 3.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023275546, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 236).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Feiten 1 en 2
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 april 2025;
2. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 3 september 2023 (p. 25-27);
3. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 5 september 2023 (p. 86-93);
3.5.
Bewijsoverwegingen
Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde (delen van) gedachtestreepjes; “
het hoofd van die [aangeefster] tegen een harde ondergrond te slaan/duwen”, “
met een mesje in de kuiten van die [aangeefster] te prikken” en het slaan of stompen met “
diverse harde voorwerpen”, nu dit niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte ontkent deze handelingen bij aangeefster te hebben verricht en het dossier bevat onvoldoende ondersteunend bewijs voor de verklaring van aangeefster. De rechtbank acht op grond van de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangeefster aan haar haren heeft getrokken.
Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 3
De rechtbank kan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat de verdachte de mond van aangeefster heeft dichtgeplakt met tape, dat hij haar heeft vastgebonden “
met een snoer” en dat hij aangeefster heeft bedreigd met geweld door tegen haar te zeggen “
als je niet met me neukt dan mag je niet naar huis”. Ook ten aanzien van dit feit geldt dat de verdachte ontkent deze handelingen te hebben verricht en deze woorden te hebben geuit en bevat het dossier onvoldoende ondersteunend bewijs voor de verklaring van aangeefster. De rechtbank zal de verdachte daarom van deze gedachtestreepjes of onderdelen daarvan partieel vrijspreken.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2
hij in de periode van 2 september 2023 tot en met 3 september 2023 te ’s-Gravenhage, [aangeefster] heeft mishandeld door
- met zijn vuist(en) op en/of tegen het hoofd, van die [aangeefster] te slaan en/of te stompen,
- die [aangeefster] aan de haren te trekken;
3
hij in de periode van 2 september 2023 tot en met 3 september 2023 te ’s-Gravenhage, opzettelijk [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- de telefoon van die [aangeefster] af te pakken,
- ramen en deuren van zijn, verdachtes, woning te sluiten,
- die [aangeefster] met tape vast te binden.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van twee jaren met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de straf zo groot mogelijk in voorwaardelijke zin op te leggen met de bijzondere voorwaarden conform het advies van de reclassering.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangeefster. Aangeefster is naar het huis van de verdachte, die tevens haar ex-vriend was, gegaan om haar spullen daar op te halen. Toen aangeefster de woning betrad, heeft de verdachte haar telefoon afgepakt en heeft hij de ramen en deuren van diens woning afgesloten, zodat zij de woning niet meer kon verlaten. Vervolgens heeft de verdachte haar op het hoofd geslagen en heeft hij aan haar haren getrokken. Ook heeft de verdachte aangeefster met tape vastgebonden. Aangeefster was op dat moment al gehavend door een eerdere mishandeling, maar ook dat heeft verdachte er niet van weerhouden geweld tegen haar te gebruiken. Met zijn handelen heeft de verdachte een bedreigende situatie voor aangeefster gecreëerd, waarbij hij inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke integriteit en haar bewegingsvrijheid. De verdachte heeft zich bij het plegen van de bewezen verklaarde feiten laten leiden door zijn boosheid en heeft geen waarde gehecht aan de gevolgen die zijn gedragingen voor aangeefster zouden hebben. Het is blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring van aangeefster een ingrijpend moment geweest in haar leven, waar zij de gevolgen tot op heden van ervaart.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 12 juli 2024, waaruit volgt dat de leefgebieden relaties en psychosociaal functioneren
criminogeen zijn. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing en een contactverbod.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf die de officier van justitie heeft geëist, te weten een taakstraf van 180 uren met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van twee jaren met oplegging van bijzondere voorwaarden, passend en geboden is.
De rechtbank acht daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank zal aan de verdachte geen contactverbod als bijzondere voorwaarde opleggen, omdat de noodzaak daarvoor ontbreekt nu er geen aanwijzingen zijn dat verdachte contact heeft gezocht met het slachtoffer sinds een laatste berichtenwisseling in 2023.
7. De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel
[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 750,- en zal dat bedrag toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 september 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangeefster] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 282, 300 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9. De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder feit 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
180 (HONDERDTACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
90 (NEGENTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (VIER) MAANDEN;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering Leger des Heils op het adres Binckhorstlaan 287-A, 2516 BC Den Haag, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
en
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie ARopMaat-LVB van Humanitas DMH Homerun of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing voor mensen met een verstandelijke beperking. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
geeft opdracht aan Reclassering Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 750,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [aangeefster] ;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [aangeefster] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 15 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.L.S. Ceulen, voorzitter,
mr. L.K. van Zaltbommel, rechter,
mr. A.J. Nederhoed, rechter,
in tegenwoordigheid van V. Grampon, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 mei 2025.