ECLI:NL:RBDHA:2025:13037
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanvullend terugkeerbesluit; rechtbank onbevoegd
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een aanvullend terugkeerbesluit dat aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Het aanvullend terugkeerbesluit, dat op 8 september 2024 was genomen, stelde dat de terugkeerinspanningen van de Nederlandse overheid zich zouden richten op Zimbabwe. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Agayev, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 10 juli 2025 was de verweerder niet aanwezig, maar had wel een bericht van verhindering gestuurd.
De rechtbank heeft ambtshalve de vraag onderzocht of het aanvullend terugkeerbesluit een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het aanvullend terugkeerbesluit geen rechtsgevolgen in het leven roept die niet al eerder waren ontstaan, aangezien er al een eerder besluit was dat de terugkeer naar Zimbabwe vaststelde. Dit eerdere besluit, dat op 2 november 2017 was genomen, had al vastgesteld dat eiser niet rechtmatig in Nederland verbleef en dat hij binnen vier weken Nederland diende te verlaten. De rechtbank oordeelt dat het aanvullend terugkeerbesluit ten overvloede is genomen en daarom niet als een besluit in de zin van de Awb kan worden aangemerkt.
Hierdoor verklaart de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen het aanvullend terugkeerbesluit. De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de beroepsgronden die eiser tegen het besluit heeft aangevoerd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.