ECLI:NL:RBDHA:2025:1310
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht naar Duitsland
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, een asielzoeker, beoordeeld. De verzoeker had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze was niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling. De minister van Asiel en Migratie had de overdrachtstermijn voor de verzoeker verlengd tot achttien maanden, wat leidde tot het indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker betoogde dat de verlenging onterecht was, omdat hij niet ondergedoken was, maar ziek was en bij familie verbleef. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker niet voldoende had aangetoond dat hij niet de bedoeling had om onder te duiken. De rechter stelde vast dat de verzoeker op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat hij niet had voldaan aan de meldplicht. De voorzieningenrechter concludeerde dat het beroep van de verzoeker geen redelijke kans van slagen had en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd op 23 januari 2025 telefonisch medegedeeld aan de partijen, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.