ECLI:NL:RBDHA:2025:3833
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de verlenging van de overdrachtstermijn in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 9 januari 2025, waarbij de minister van Asiel en Migratie de termijn voor de overdracht van eiser aan Duitsland in het kader van de Dublinverordening heeft verlengd tot achttien maanden. Eiser heeft op 15 januari 2025 beroep ingesteld tegen dit besluit. Op 21 januari 2025 werd eiser geïnformeerd over de geplande overdracht op 24 januari 2024, maar hij heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, dat door de voorzieningenrechter werd afgewezen. Eiser werd op 24 januari 2024 overgedragen aan Duitsland, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat hij niet op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat hij niet aanwezig was op de opvanglocatie, wat leidde tot de conclusie dat hij onderduikte. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de overdrachtstermijn heeft verlengd, omdat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij niet de intentie had om onder te duiken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.