ECLI:NL:RBDHA:2025:13113

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
NL25.26185
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, van Sierra Leoonse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Portugal verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 24 juni 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat hij ervan uit mag gaan dat Portugal zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft echter aangevoerd dat hij in Portugal op straat is gezet en dat er tekortkomingen zijn in de opvang voor asielzoekers. De rechtbank concludeert dat de door eiser aangevoerde argumenten niet voldoende zijn om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank stelt vast dat de algemene situatie voor Dublinterugkeerders in Portugal niet zodanig slecht is dat er een reëel risico bestaat op onmenselijke of vernederende behandeling.

Eiser heeft ook betoogd dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat de minister zijn besluit deugdelijk heeft gemotiveerd en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die toepassing van artikel 17 rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en is openbaar gemaakt op 16 juli 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.26185
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. I. Vugs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelt van Sierra Leoonse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1997. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 juni 2025 niet in behandeling genomen omdat Portugal verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, B. Hitchcock als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening (Dvo). Op grond van de Dvo neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat
verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Portugal een verzoek om terugname gedaan. Portugal heeft dit verzoek aanvaard.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. Eiser stelt dat de minister niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Portugal. Hiertoe voert eiser aan dat sprake is van tekortkomingen met betrekking tot de opvang voor asielzoekers en verblijfsvergunningshouders. Eiser heeft al eerder zonder opvang in Portugal gezeten en verbleef toen op straat. Opmerkelijk is dat het claimverzoek op grond van artikel 12, eerste lid, van de Dvo door Portugal is geaccepteerd, in dit artikel gaat het namelijk om een persoon met een geldige verblijfstitel. Eiser heeft dus ook na het verkrijgen van een verblijfsvergunning geen onderdak in Portugal gehad. Eiser verwijst hierbij naar pagina 190 van het AIDA-rapport, update 2023. Daarbij merkt hij op dat hij de een na laatste alinea, over drie tot zes maanden, vreemd vindt. Hij weet niet hoe hij dit moet opvatten. Ook verwijst eiser naar het artikel van infomigrants.net van 3 oktober 2023 en naar de in de zienswijze overgelegde foto’s ter onderbouwing dat hij op straat is gezet in Portugal.
7. De rechtbank stelt voorop dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van de lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat de minister in beginsel ervanuit mag gaan dat Portugal zijn internationale verplichtingen tegenover eiser zal nakomen en dat de behandeling van eiser in Portugal niet in strijd zal zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Dit vermoeden is weerlegbaar. Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Portugal, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Portugese autoriteiten, een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. Daarvoor kan hij objectieve informatie over de werking van het asiel- en opvangsysteem in Portugal overleggen of verklaringen afleggen over zijn eigen ervaringen aangaande het asiel- en opvangsysteem in Portugal. Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest zal, in geval eiser aannemelijk maakt dat er sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken (zie punten 91-93 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218, in de zaak Jawo).
8. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Portugal. Hoewel uit het AIDA- rapport, update 2023, volgt dat er problemen zijn met toegang tot opvangvoorzieningen en er sprake is van procedurele tekortkomingen en asielzoekers in het algemeen worden geconfronteerd met de nodige moeilijkheden, blijkt hieruit niet dat de algemene situatie voor Dublinterugkeerders in Portugal zo slecht is dat zij structureel op grote schaal en voor langere periodes het reële risico lopen dat zij daadwerkelijk geen toegang hebben tot fundamentele behoeften. Er is dus geen sprake van zodanige systeemfouten die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel van 4 van het Handvest. Met betrekking tot het artikel van infomigrants.net heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de daarin gestelde problemen ook van toepassing zijn op Dublinclaimanten. Bovendien wordt op pagina 77 van het AIDA-rapport, update 2023, vastgesteld dat Dublinclaimanten in de praktijk geen relevante of systematische obstakels ondervinden bij de toegang tot de
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Portugese opvang- en asielprocedure. Er komt geen betekenis toe aan eiser zijn eerdere ervaringen in Portugal, hij is immers nog niet eerder aan Portugal overgedragen als Dublinclaimant. De Portugese autoriteiten hebben met het claimakkoord van 29 april 2025 gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Als eiser toch problemen ondervindt, mag van hem worden verwacht dat hij klaagt bij de Portugese autoriteiten. Er is niet gebleken dat eiser dit heeft geprobeerd of dat dit voor hem niet mogelijk zal zijn. De situatie die verweerder moet beoordelen is de situatie die te verwachten is tijdens en na de overdracht. De stelling van eiser dat statushouders gezien het gestelde op pagina 190 van het AIDA- rapport, update 2023, geen betaalbaar onderdak kunnen vinden maakt het voorgaande niet anders. Die informatie is niet van toepassing op Dublinclaimanten. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening
9. Eiser voert aan dat de minister zijn verzoek om toepassing te geven aan de discretionaire bevoegdheid neergelegd in artikel 17, eerste lid, van de Dvo onvoldoende in het bestreden besluit heeft beoordeeld. De minister heeft namelijk enkel overwogen dat “hierin geen aanleiding wordt gezien op toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dvo”. Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 27 maart 20252. Deze uitspraak bevestigt het standpunt van eiser dat de toets van artikel 17, eerste lid, van Dvo meer omvat dan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft verklaard dat hij op straat is gezet in Portugal en daardoor ziek is geworden. De minister heeft hier niet afdoende op gereageerd in het bestreden besluit. De minister had – gelet op het beleid neergelegd in paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) – de aanvraag aan zich moeten trekken of in ieder geval moeten motiveren waarom van het beleid wordt afgeweken. De minister is namelijk in beginsel gehouden om overeenkomstig zijn beleid te handelen.
10. Paragraaf C2/5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) bepaalt dat de minister terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming hier te lande te behandelen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dvo, ook al is Nederland op grond van de in de verordening neergelegde criteria daartoe niet verplicht. De minister gebruikt de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming hier te lande te behandelen in ieder geval als er concrete aanwijzingen zijn dat de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
11. De rechtbank oordeelt als volgt. Uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat de minister zijn besluit om geen gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid deugdelijk moet motiveren en dat hij moet reageren op wat de vreemdeling heeft aangevoerd. Wanneer een vreemdeling zich beroept op omstandigheden die verband houden met een verblijf in een andere lidstaat mag de minister volstaan met een kortere motivering. Als deze omstandigheden al zijn betrokken zijn bij de beoordeling of de minister voor die andere lidstaat mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, mag hij in beginsel verwijzen naar zijn standpunt daarover3, zoals de minister in dit geval ook heeft gedaan. Dit
betekent dat de minister eisers asielaanvraag niet aan zich hoefde te trekken en het bestreden besluit deugdelijk heeft gemotiveerd.
12. De minister heeft zich in het bestreden besluit ook verder op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden zodat artikel 17, eerste lid, van de Dvo kan worden toegepast. De minister heeft in het bestreden besluit – anders dan eiser stelt – meegewogen dat eiser stelt ziek te zijn geworden doordat hij op straat is gezet. Daartoe heeft de minister zich op het standpunt kunnen stellen dat dit op zichzelf niet voldoende is om te spreken van bijzondere, individuele omstandigheden. De in de zienswijze overgelegde foto’s maken vorenstaande niet anders. Eiser staat momenteel niet onder medische of psychische behandeling. Mocht eiser behandeling nodig hebben, dan zijn er geen aanwijzingen dat Nederland het meest aangewezen land is om eiser te behandelen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden de medische voorzieningen in Portugal van vergelijkbare kwaliteit geacht te zijn en dat deze voorzieningen ook ter beschikking staan aan Dublinclaimanten. Het is aan eiser om aan te tonen dat dit niet het geval is. Hierin is eiser niet geslaagd. Indien eiser in Portugal toch wordt geconfronteerd met tekortkomingen bij de behandeling van zijn asielaanvraag, in de opvang, in de medische voorzieningen of anderszins, kan hij hierover klagen bij de Portugese (hogere) autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen bij de Portugese autoriteiten voor eiser niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 juli 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.