ECLI:NL:RBDHA:2025:13136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
C/09/676897 / HA RK 24-646
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling staatloosheid en ontvankelijkheid van verzoeker onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van een verzoeker tot vaststelling van zijn staatloosheid. De verzoeker, geboren op 14 juni 1966 in Namangan, Oezbekistan, heeft in april 2022 asiel aangevraagd in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker onder de reikwijdte van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt, die is geactiveerd voor Oekraïense ontheemden. Dit betekent dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot vaststelling van staatloosheid, omdat hij een asielaanvraag heeft ingediend. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, met name de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid, in haar beoordeling betrokken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag van verzoeker, die niet inhoudelijk is behandeld vanwege de tijdelijke bescherming, niet afdoet aan de ontvankelijkheid van zijn verzoek. De rechtbank heeft daarom besloten dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot vaststelling van staatloosheid.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 24-646
Zaaknummer: C/09/676897
Datum beschikking: 24 juni 2025

Vaststelling van staatloosheid

Beschikking op het op 6 december 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

verzoeker,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.A. Fischer te Assen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de Staat”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door: mr. L. Angela.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het e-mailbericht van 25 februari 2025 van verzoeker;
- de brief van 12 maart 2025, met bijlagen, van de Staat;
- de brief van 20 maart 2025, met bijlagen, van verzoeker;
- het e-mailbericht van 8 april 2025, met bijlagen, van verzoeker.
Op 27 mei 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat en door een tolk, M. de Wit, en namens de Staat L. Angela.

Verzoek en het advies van de Staat

Het verzoekschrift strekt tot vaststelling van staatloosheid van verzoeker.
De Staat adviseert het verzoek af te wijzen.

Feiten

De volgende feiten blijken uit het dossier dan wel zijn door de Staat vastgesteld, zodat de rechtbank deze als vaststaand aanneemt.
- Verzoeker is geboren op 14 juni 1966 te Namangan, huidig grondgebied van Oezbekistan, voormalig Sovjet-Unie.
- De moeder van verzoeker is geboren te Namangan, huidig grondgebied van Oezbekistan, voormalig Sovjet-Unie.
- Verzoeker heeft in ieder geval voor een bepaalde periode, rechtmatig verblijf gehad in Oekraïne.
- Verzoeker is in april 2022 Nederland ingereisd en de Staat heeft vastgesteld dat verzoeker onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt.

Beoordeling

Juridisch kader
Het verzoek is gebaseerd op artikel 2 van de Wet van 7 juni 2023, houdende regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid, Staatsblad 2023, 230 (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid).
Op basis van lid 1 van genoemd artikel kan een ieder die, buiten een bij enige rechterlijke instantie aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft en in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, bij deze rechtbank een verzoek indienen tot vaststelling van zijn staatloosheid. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip staatloos was. De rechtbank stelt op basis van lid 2 van dit artikel de staatloosheid vast, indien hem niet is gebleken dat de betrokkene door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd.
Ontvankelijkheid
In artikel 3, lid 2, van de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid is bepaald dat indien een verzoeker tevens een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 heeft ingediend, een verzoek als bedoeld in artikel 2 van de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid niet-ontvankelijk is zolang de beschikking van Onze Minister op die aanvraag nog niet onherroepelijk is.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker valt onder de reikwijdte van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming zoals die is geactiveerd voor Oekraïense ontheemden (hierna ook: Richtlijn). Deze activering is door de Raad van de Europese Unie verlengd tot 4 maart 2026. Uit de wijze waarop de Richtlijn is geïmplementeerd in Nederland, volgt dat Oekraïners of derdelanders een asielaanvraag moeten indienen om in aanmerking te komen voor tijdelijke bescherming. Wanneer iemand valt onder de doelgroep van de tijdelijke bescherming, dient hij zich te wenden tot de gemeente voor opvang en kan hij zich daar inschrijven in de Basisregistratie personen (Brp). De inschrijving in de Brp wordt aangemerkt als de startdatum van een (zij het onvolledige) asielaanvraag waarvan de IND een melding krijgt en een zaak wordt opgevoerd. Vervolgens wordt de ontheemde uitgenodigd om de asielaanvraag bij de IND te formaliseren. De ontheemde krijgt een bewijs van tijdelijke bescherming. Er vinden geen verdere handelingen in het kader van de asielaanvraag plaats. Dit betekent, zoals ook volgt uit de Memorie van Toelichting bij de Tijdelijke regels over de opvang van ontheemden uit Oekraïne (hierna MvT), dat na indiening van de asielaanvraag de verdere behandeling daarvan overeenkomstig artikel 43a van de Vreemdelingenwet 2000 wordt aangehouden voor de duur van de tijdelijke bescherming. Na afloop van de tijdelijke bescherming worden ontheemden weer als reguliere asielzoekers aangemerkt en kan de behandeling van de asielaanvraag wordt voortgezet.
Verzoeker heeft desgevraagd ter zitting bevestigd dat hij, toen hij in 2022 Nederland is ingereisd, in Nederland asiel heeft aangevraagd. Omdat hij onder de Richtlijn viel is zijn aanvraag niet verder inhoudelijk behandeld. Zodra de tijdelijke bescherming wegvalt, zal verzoeker de asielprocedure kunnen voortzetten.
Omdat verzoeker in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend, is sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid. Dat de asielaanvraag van verzoeker gedurende de tijdelijke bescherming niet inhoudelijk wordt behandeld, doet daar niet aan af. Dit betekent dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. De rechtbank zal aldus beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vaststelling van zijn staatloosheid.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Brakel, H.M. Boone en D. Biever, rechters, bijgestaan door mr. S.G.J. Verkennis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2025.